Bovendien zijn ze beide in de supermarkt te vinden in het fruitschap. Steeltjes en klokhuizen hebben ze doorgaans ook allebei, en een schil. Van eenmaal geplukte appels en peren is het kennelijke doel dat ze door mensen (en dieren) gegeten worden. Hun restanten worden broederlijk naast elkaar bijgezet in de gft-container of op de composthoop. Het is dus wel duidelijk dat het qua ontwikkeling met de peren zo zal gaan als met de appels.
Daarmee hebben we wat mij betreft de waarde van het vrijdag 1 maart gepresenteerde boekje van Gerard Dekker wel gehad. In De doorgaande revolutie maakt hij een sociologisch aandoende vergelijking tussen de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken (synodaal) in de jaren 1950-1990 en de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in de jaren 1970-2010. Die vergelijking wordt echter gemaakt op zo’n hoog abstractie-niveau dat de informatieve waarde ervan niet groter is dan die tussen de appels en peren hierboven. Bovendien wordt ze gemaakt op basis van zo weinig materiaal dat ze onmogelijk kan pretenderen iets met de werkelijkheid of met godsdienstsociologie te maken te hebben.
In de trein terug naar huis heb ik me zitten afvragen wat me eigenlijk zo boos maakt over dit boekje. In ieder geval vind ik iets behoorlijk wringen aan de presentatie van het geheel als onderzoek. Als dit godsdienstsociologisch onderzoek is, is het een diskwalificatie van het vak. Het boekje geeft vergelijkende overwegingen van een vriendelijke emeritus-godsdienstsocioloog van gereformeerden huize, die lang gefascineerd is door de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, over minimaal, niet gewogen, historisch materiaal. Als zodanig prima. Egodocumenten hebben ook hun plaats in de ADChartasreeks. Maar zo werd het niet gepresenteerd en wordt het niet verkocht. Dit soort verlakkerij is onwaardig. Misschien mogen de uitgever en de uitgever van de reeks zich dat wel het meest aantrekken.
Natuurlijk zit er ook gewoon persoonlijke irritatie aan mijn kant. Zo ongeveer zo lang als ik bewust vrijgemaakt ben heb ik me geërgerd aan de stupiditeit van mensen die waarschuwden dat het met ‘ons’ zo zo gaan als met ‘de synodalen’. Meestal waren dat mensen die alles vooral zo wilden houden als het was, te kortzichtig om in de gaten te hebben dat alles wat niet verandert dood is. Deels waren het mensen die in de jaren zeventig en tachtig de vrijzinnigheid en het ongeloof in de synodale kerken ontvluchtten en het gevoel hadden weer ‘thuis’ te komen — en zo zou het vooral moeten blijven, thuis. Niemand lette er op hoe juist de kongsi van de geboren vrijgemaakte conservatieven en de nieuwe ex-synodalen een giftig mengseltje vormde dat op zichzelf al ingrijpende veranderingen met zich mee bracht. Afgezien van een paar uitzonderlijke gemeenten waar het conflict van de jaren zestig hard uitgevochten was, was in de tijd dat ik belijdenis deed de standaard-opstelling van vrijgemaakte kerkleden er een van vertrouwen in kerkenraden en predikanten. Het waren de ex-synodalen die een nieuwe variant van het virus van het wantrouwen importeerden in de kerken. Ze hadden tenslotte de ervaring dat kerkenraden zelfs op basale punten van het christelijk geloof niet te vertrouwen waren. Het systematische wantrouwen dat de guerrilla-technieken van de conservatieven vanaf de jaren negentig zou gaan kenmerken is import. Het heeft de vrijgemaakte kerken buitengewoon gehinderd en doet dat nog tot op de dag van vandaag. Gegeven dat alles is het ronduit irritant als dan nóg eens iemand komt beweren dat het toch echt allemaal wel op elkaar lijkt, en dat tot overmaat van jeuk nog eens wordt voorzien van de halo van wetenschap en reputatie.
Maar wat er uiteindelijk in al het bovenstaande om aandacht vraagt is het basale gevoel niet serieus genomen te worden. Wie op het in het boekje gegeven niveau van abstractie kerken met elkaar vergelijkt, is gewoon niet geïnteresseerd in beide of in één van beide kerken. Wie op basis van zo weinig werkelijkheid sociologische uitspraken wil doen is kennelijk zo weinig geïnteresseerd in de werkelijkheid van zijn onderzoeksobject dat het voor mij niet meer uitmaakt of hij zijn data verzint of niet. De GKv hebben een eigen smoel, een eigen geschiedenis en een eigen dynamiek, die je via een vergelijking met de GKN waarschijnlijk überhaupt niet in het vizier kunt krijgen, maar zeker niet op de manier van De doorgaande revolutie.
Dat heeft voor mij allemaal een direct persoonlijke kant. De periode zeker van 1980 tot op heden is de periode waarin ik ongeneeslijk vrijgemaakt ben opgegroeid en aan het werk gegaan. Behalve op het hoogste abstractieniveau dat kerken altijd de algemene culturele en maatschappelijke ontwikkelingen volgen en incorporeren herken ik persoonlijk maar erg weinig in het hele boekje. Ik voel me er net zo min door serieus genomen als ik me serieus genomen heb gevoeld door de schrijvers van de jaaroverzichten die de hoofdmoot van Dekkers materiaal uitmaken. Maar het heeft ook raakvlakken met voorbereidend onderzoek dat ik zelf ooit gedaan heb rond de ‘founding father’ van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), Klaas Schilder. Zomin als je Schilder zelf ontmoet als je hem projecteert ‘tussen Kuyper en Barth’, zomin ontmoet je de GKv als je die projecteert tussen Kuyper en secularisatie. Schilder hoort niet tot de Kuyperiaanse familie. Hij is in Kampen eerst zichzelf geworden in het heel andere milieu van de door Lucas Lindeboom gevormde ‘legitimistische afgescheiden traditie’ (naar een term van en met dank aan Dirk Kuiper). Pas later heeft hij zich Kuyper secundair eigen gemaakt, ook nog grotendeels onder begeleiding van C. Veenhof. Je ziet dat het duidelijkst in de manier waarop Schilder ‘onder de radar’ blijft in de intern-Kuyperiaanse discussie rond de Beweging der Jongeren na de Eerste Wereldoorlog: hij had met geen van alle posities in die discussie iets.
Voor de kerken vind je dit punt terug via de uitdrukking ‘doorgaande reformatie’, in de titel van het boekje gevarieerd tot doorgaande revolutie. Als er iets is waar ‘doorgaande reformatie’ mij niet aan doet denken is het een Kuyperiaans ‘in rapport met de eigen tijd brengen’. Wat ik ken als doorgaande reformatie wilde juist een gegeven reformatie (het nieuwe zicht op verbond en kerk, heilshistorie en belijdenis) zien doorwerken op alle levensterreinen. Het is een variant van kolonisering van de leefwereld vanuit een theologische theorie, geheel passend bij de dominant ideologische fase waarin de vrijgemaakte kerken zich lang in bevangen hebben laten houden. Niks semper reformanda: de eigen vrijgemaakte theologische vondsten stonden volstrekt niet ter discussie. Veel eerder staan we erin voor een variant van de manier van in het maatschappelijk leven staan van Lucas Lindeboom: het leven is één. De beweging is in ieder geval principieel andersom gericht dan bij Kuyper: de eigen tijd moet in rapport gebracht worden met de theologie. Je kunt daar respect voor hebben (zoals vrijgemaakten doorgaans ook wel respect afgedwongen hebben), of je kunt het potsierlijk vinden — Kuyperiaans kun je het niet noemen.
Om het maar eens met een familiale vergelijking te zeggen: de GKv benaderen vanuit de Kuyperiaanse familie van de GKN en dan ook nog eens vooral op overeenkomsten gaan letten is een fout die vergelijkbaar is met van het neefje dat toch echt van de buurman is beweren dat hij zo op zijn (stief)vader lijkt en dat het hem wel net zo zal vergaan. Wat de GKv interessant maakt is niet dat ze fruit zijn, maar dat ze een speciaal soort rare peer zijn.
Dat Dekker daarin tenslotte niet serieus geïnteresseerd lijkt blijkt het makkelijkst uit de manier waarop hij met de kwantitatieve statistische gegevens omgaat. De interessante sociologische vragen zitten als het ware aan de binnenkant van ledentallen en groei- en krimpgrafieken. Het lijkt mij sowieso een gegeven dat een groep van 800.000 mensen anders reageert dan een groep van 80.000. Ik verwacht bovendien niet anders dan dat een grote groep die al ruim een halve eeuw vooral door geboorteoverschot groeit en in stand blijft zich echt anders gedraagt dan een tien keer kleinere groep die nog merkbaar uit radicale keuzes tot stand gekomen is. Je startpunt nemen in 1950 voor de GKN betekent starten in grote een kerk die 10% van haar leden verloren heeft in een ruig conflict, maar daarmee niet haar natuurlijke bandbreedte aan interne variatie verloren heeft. Je startpunt nemen in 1970 voor de GKv betekent starten in een kleine kerk die gewelddadig gezuiverd is en onnatuurlijk uniform. Het lijkt mij onmiskenbaar dat we het bij de GKv in de jaren 1970 tot 1990 over een sekte hebben in meer dan sociologische zin. De GKN hebben altijd het voordeel gehad van een balans gevende massa, en ook het voordeel van voldoende elkaar tegensprekende mensen van serieus formaat. De GKv zijn van het begin af de kerk geweest van de radicale middelmatigheid, met een extra doorstart na de braindrain in de jaren zestig.
Ik bedoel dat beschrijvend en niet veroordelend. In een veel kleinere en voor een kerk veel te kleine groep kan het niet anders dan dat de dienst wordt uitgemaakt door wat in een groter geheel hoogstens het middenkader zou zijn. Andersom bezien heeft het net zo goed betekenis. Ook op gemeenteniveau zijn de GKv altijd de kerk van de radicale middelmatigheid geweest. Volkse, laag- of niet-opgeleide gemeenteleden vormen nog steeds een minderheid, waar relatief weinig rekening mee gehouden wordt. De interne dynamiek van gemeentes is daardoor in de GKv altijd veel groter geweest dan in andere kerken. Dat is tot op vandaag zo en levert een heel andere lezing op van de cijfers dan Dekker biedt.
Zeker vanaf 2000, maar effectief al veel langer, ontwikkelen gemeenteleden zich onder de visieloze en middelmatige leiding van synodes en kerkenraden uit, in heel diverse richtingen. In overgrote meerderheid zijn mensen daarin op zoek naar personalisering en levende relevantie en herkenbaarheid van geloof en kerk. Natuurlijk heeft Dekker op fruit-niveau gelijk en gaat het daarbij om het volgen van grote overgangen in samenleving en cultuur. Maar waar hij niet naar kijkt is naar de binnenkant ervan. Er is maar een klein deel dat serieus seculariseert. Mensen evangelikaliseren ook niet maar, ze zijn op zoek naar eigen, niet per se evangelische, vormen. Pas als ze daarbij jaren lang zijn tegengewerkt door de kerkelijke leiding in synodes en kerkenraden, gaan ze weg, inderdaad vaak naar vrijere groepen, maar ook daarbij geldt: mensen worden in overgrote meerderheid geen baptist omdat ze baptistische overtuigingen hebben gekregen, ze worden het bij gebrek aan beter en nemen het baptisme op de koop toe. We zingen geen Opwekking omdat we Pinkster geworden zijn, we zingen Opwekking omdat er geen andere lichte muziek wordt aangeboden — en waar dat al langer gebeurt zijn we Opwekking eigenlijk ook al lang weer zat.
Dat de vrijgemaakte groei-curve sinds 2005 daalt is niet omdat de kerkleiding de deuren wijd open zet naar alles wat niet-gereformeerd is, maar juist omdat de kerkleiding zich laat chanteren door luidruchtige conservatieven en terugvalt op een eindeloze kool en geit sparende vertragingstactiek, waardoor de deuren naar relevante ontwikkelingen juist dicht gehouden worden. Er lijken sinds 2000 meer dan 40.000 mensen stilzwijgend vertrokken naar andere kerken, waar tenminste leven mogelijk is. Dat is zo ongeveer diametraal tegenovergesteld aan de inhoudelijke kant van de cijfers van de GKN. De GKv krimpen niet vanwege door de institutionele leiding van de kerken geleide processen, maar juist vanwege het volstrekt gebrek daaraan.
Voor een deel wordt de natuurlijke ontwikkeling van de GKv daardoor gehinderd. Steeds meer gemeenten opereren op een veel conservatievere positie dan bij hen past omdat inmiddels het deel van de gemeente dat op een normale manier progressief is voor een groot deel vertrokken is of bezig is te vertrekken. Voor een ander deel zet de ontwikkeling van de GKv zich voort buiten die kerken. Veel interkerkelijke beweging wordt mee gedragen door de export van radicale middelmaat naar kerken en groepen om ons heen. Heel vaak blijft het sociale netwerk gewoon in stand. Maar over het geheel genomen blijft het gaan om een heel ander soort dynamiek dan die in de GKN heeft plaatsgevonden in de tijd tussen 1950 en 1990. Het is voor een gereformeerde kerk een ‘back-to-normalcy’ beweging naar meer variatie. Ze levert een heel eigen vorm op van in contact treden met actuele ontwikkelingen.
Die eigen vorm heeft naar mijn indruk alles te maken met dat kerk van de radicale middelmatigheid zijn. Bij die radicale middelmatigheid hoort een diep gewortelde afkeer van de soort van uitverkoop van waarden en overtuigingen die in de GKN heeft plaats gehad. Eigentijds kerk zijn moet grondiger worden aangepakt, de vragen moeten onder ogen gezien worden en er moeten serieuze antwoorden op gevonden worden. Voor zover ik kan zien is de zoektocht die daarbij hoort in de 21e eeuw op vrijwel alle niveaus in de kerken op gang gekomen, inclusief alle wilde experimenten die daarbij horen. Twee opties zijn er vrijwel bij uitgesloten: de ene is de ultragereformeerde optie, de andere de vrijzinnige. Dat lijkt me twee keer logisch. Beide vormen een sublimatie van modern subjectivisme dat in de vrijgemaakte traditie geen plaats heeft. De spannende vraag voor de toekomst lijkt mij vooral of we er in slagen ook het moderne objectivisme te overwinnen dat de vrijgemaakte traditie lang gedomineerd heeft. Het zou mij niet verbazen als we daar op onszelf als klein groepje gewoon te middelmatig voor zijn. Maar er liggen inmiddels weer genoeg dwarsverbanden met de grotere kerken en tradities, in binnen- en buitenland, om voor de langere termijn optimistisch te zijn.
Hoe verhoudt zich deze vrijgemaakte zoektocht met de door Dekker geschetste derde optie om met ontwikkelingen in kerk en wereld om te gaan? Dat wil zeggen met de erkenning dat in de wereld eigen, als goed te waarderen ontwikkelingen plaats vinden, ook los van de ontwikkelingen in de kerk. Daarmee zou dan de houding van afkeer en isolement èn die van aanpassing en transformatie overwonnen kunnen worden.
Voor zover ik kan zien heeft in ieder geval onder theologen de gedachte dat er ook behoorlijk wat Heilige Geest kan werken in de tijdgeest al heel wat erkenning gevonden. Dat loopt niet alleen via Bonhoeffer, op wie Dekker zich beroept. Het kan ook via Herman Bavinck. De eerste gesprekspartner die vanuit een legitimistische afgescheiden positie in beeld komt is toch altijd weer die van de oecumenische afgescheiden positie van Bavinck. Wat bij de positie van de radicale middelmatigheid hoort is echter altijd ook een flinke dosis argwaan. Het is uiteindelijk de basale levenservaring van juist de middenstand dat uitvindingen en ontwikkelingen tegelijk een stap ten hemel en een stap naar de hel kunnen zijn. Dat geldt volstrekt voor de ontwikkeling naar meer autonomie van mens en wereld. Die is een zegen, ook voor kerk en geloof. Je zult je altijd weer zelf je geloof eigen moeten maken en moeten mogen maken. De tijd van het handhaven van belijdenissen en kerkordes is onontkoombaar verleden tijd. Ze is tegelijk een onmiskenbare vloek, die mensen onnodig eenzaam en aangevochten maakt. Dekkers eigen keus voor de lijn die Bonhoeffer uitzette komt op mij over als een typische variant van Kuyperiaans optimisme, eigenlijk alleen mogelijk voor iemand uit de GKN.
Tenslotte dan, wat mij betreft vormen in het algemeen sociologische analyses een welkome aanvulling op theologische, filologische en algemeen historische. Dat is doorgaans juist omdat ze daar inzetten waar Dekker in dit boekje helemaal niet aan begonnen is, bij de verborgen patronen, de invloeden van cultuur en samenleving die niet uitgesproken worden, maar zich onder de oppervlakte houden. De uitvinding van de autonomie is niet aan de Verlichting toe te schrijven, maar aan ontwikkelingen in de Middeleeuwse katholieke kerk. De uitvinding van het individu verbergt zich in de individuele biecht en die van het absolutisme in de hiërarchie, lang vóór er een vorst op het idee kwam zich als absoluut vorst te afficheren, zelfs lang voor de Roomse kerk de consequentie eruit trok in de onfeilbaarheid van de paus. De Reformatie heeft op allerlei niveaus, tot in kerngedachten toe, deel aan de Renaissance en de zich juist dan ontwikkelende burgerlijke cultuur: de manier waarop over Gods belofte wordt gesproken is in oudere en andere setting onnavolgbaar. De Schilderiaanse ambtsleer is ondenkbaar zonder de meewerkend voorman uit de industrialisatie. De vrijgemaakte wereld kan niet gedacht worden zonder de wereld van de wederopbouw en de goed-fout-radicalisering in de Nederlandse samenleving. De evangelische wereld kan niet gedacht worden zonder de huidige postmoderne cultuur. Willem Jan Otten heeft de formulering geleverd dat de ongelovige niet gelovig is, maar de gelovige altijd ook ongelovig. Dat is zo diep waar dat je die ongelovige in de gelovige ook altijd weer kunt traceren naar sociologische tijd en plaats. Het punt is dan ook niet of er sociaal-historische structuren en patronen overgenomen worden, maar wat er vervolgens mee gebeurt. De bijbel stuurt op radicale transformatie ervan vanuit de binnenbrekende toekomst van God. Maar niemand hier is daar ooit mee klaar of krijgt zuiver resultaat in handen. We blijven rare peren. Normaal helpt sociologisch onderzoek daar zicht op te krijgen. Hier niet. Kansloze misser dus.
Hoi Wim,
Halverwege ben ik afgehaakt. Maar fijn dat het oplucht. Ik zou de oorzaak van je ergernis idd bij jezelf zoeken. Waarom hechten we zo aan typeringen, labels, groeperingen? Het onderscheidt ons van anderen. Doorgaans (maar niet altijd) in het voordeel van jezelf. Al helemaal zou ik me niet bezig willen houden met het oordeel van anderen over een groep waar ik me mogelijk niet eens toe reken. Net als Maxima zeg ik: De vrijgemaakte identiteit bestaat niet. We zijn één in Christus. Wel veel mensen zullen zichzelf rekenen tot de groep vrijgemaakten, en dus is het label vrijgemaakt onderdeel van zeer veel verschillende identiteiten. Ik neem aan dat je ook als wetenschapper schreef. Juist in dat domein is het onnodig je te ergeren aan een andere wetenschapper. Elk onderzoek zal apart op waarde worden geschat.
Ha Reinier,
Prima als je afhaakt. Het hoort bij dit fenomeen. Er waren gisteren ook vrijwel geen jongeren bij de presentatie. Daar zou ik nog wel eens serieus sociologisch onderzoek naar willen zien 🙂
Maar ik vind vrijgemaakten nu eenmaal interessant, juist als de vreemde gasten die we doorgaans zijn. En ik erger me dus aan mensen die daar geen werkelijke interesse voor laten blijken terwijl ze er wel boekjes over schrijven.
Je hebt ook vast gelijk als je Máxima’s uitspraken toepast op onze kerken. Ik geloof ook niet aan ‘een’ en al helemaal niet aan ‘de’ vrijgemaakte identiteit. We hebben wel een behoorlijk herkenbare gemene deler, en het is interessant die te volgen, al is het alleen al om te begrijpen wat er gebeurt als vrijgemaakten massaal in andere kerken onderdak vinden.
Maar goed, ik maak me niet zoveel illusies over mezelf als wetenschapper. Ik kan alleen niet goed tegen pretenties die niet waargemaakt worden, of presentaties waar geen realiteit onder ligt. Als dit boekje was gepresenteerd als wat het in feite is, had ik me kostelijk geamuseerd en dat was het wel. Nu zie ik een kwalitatief slechte tekst een eigen leven gaan leiden onder onze conservativo’s en reken ik erop dat juist dit boekje de acta van de synode van 2014 zal gaan halen, zonder enige grond (maar allicht interesseert je die synode ook niets). En verder mag wat mij betreft alle Diederik-Stapel-verontwaardiging ook best eens gericht worden op dit soort flauwe kul.
Hoi Wim, zojuist van Annette de link gekregen van je blog en em gelezen. Man! Wat een diepe herkenning! Eigenlijk in alles,van a tot z!Van dat verhaal van Dekker had ik al geen goed gevoel. Dat ‘we de synodalen achterna gaan’ wilde ik nog wel bevestigen, al jaren geleden, vanuit de ervaring dat er zoveel signalen zijn in onze groepsbeleving: dingen die gewoon gebeuren en die we vroeger hebben afgekeurd als ‘synodaal’. Maar die bevestiging is dan opppervlakkig. Op dieper niveau is er veel meer ter analyseren. En jouw analyse sluit op zoveel punten aan bij wat ik in de loop van de jaren heb gevonden! Dus werd ik al lezend helemaal blij met je verhaal. En bijzonder toen je bij Herman Bavinck uitkwam. Bij hem heb ik in de voorbije maanden veel van mijn geestelijke wortels teruggevonden, na mijn persoonlijke crisis. En verder: dat wijk een bijzonder soort gekke peer zijn: prachtig! Wim, bedankt broer. Ik wens je Gods leiding en zegen toe.
Peter van der laan
PS genoten en opgebouwd trouwens, van je preek over Genesis 17 met de verrassende God, in Meppel.
Ha Wim, ik las al eerder dat het niet echt een goed gelukt boekje geworden zou zijn. Ik zal ‘m dus maar niet kopen :-). Wel jammer idd, juist op die verbanden en verklaringen onder de oppervlakte hoop je dan.
(O, ergens moet vort vorst worden)
(dank, gecorrigeerd)
Je tiert welig! Bedankt!
Ik heb het artikel zo eens doorgelezen. Ik kan me niet losweken van de gedachte “wat een enorme blindheid”. Ik kan het u niet kwalijk nemen, u beschrijft uw verbondenheid aan de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) zelf als “ongeneeslijk”.
U schrijft over de boosheid die in u opkomt bij het denken aan het boekje van Gerard Dekker. Een soortgelijke boosheid voel ik bij het lezen van uw artikel. Hoewel ik het boekje van Dekker niet gelezen heb, kan ik – denk ik – wel enigszins een beeld schetsen van waar hij heen wil. Misschien dat ik enorme lege gaten in mijn kennis over het boekje invul met abusievelijke aannames, maar met mijn ervaringen met de GKv denk ik dat ik Dekker wel kan volgen. Misschien ook niet. Zoals gezegd, het boekje heb ik niet gelezen, Dekkers gedachtegangen ken ik niet, ik kan me er hooguit e.e.a. bij voorstellen.
Het is nu meer dan tien jaar geleden dat ik besloot om geen lid te willen zijn voor iets wat ik toentertijd de Gereformeerde Kliek (vrijgemaakt) noemde. Hoe de situatie nu is, weet ik niet. Ik woon niet meer in Nederland, en ben absoluut niet op de hoogte van de huidige situatie binnen de GKv. Het hele proces van onttrekking aan opzicht en tucht van de kerkenraad heeft mijn beeld indertijd bevestigd. Zo werd ik opgeroepen me tot Jezus Christus om te keren – alsof Jezus Christus uitsluitend te vinden is in de GKv.
Tijdens vele gesprekken met dezen of gene binnen de GKv werd me meermaals gevraagd of ik de Drie Formulieren van Enigheid onvoorwaardelijk accepteer als de enige ware leer. En dat wilde ik niet. Ik heb, onder het mom van Sola Scriptura, geregeld aangekaart dat men niet de drie voornoemde formulieren als richtlijn kunt aanhouden: de bijbel IS nu eenmaal voor meerdere interpretaties vatbaar. Dat maakt juist de bijbel zo dynamisch: door voor te gaan schrijven hoe een bepaalde frase uit de bijbel opgevat dient te worden als GKv’er, trek je de hele dynamiek uit het geloof.
Als ik nu dit artikel lees, dan denk ik: waar haalt Dominee Wim de onzin van de dynamiek binnen de GKv vandaan? En dan kan ik erg boos worden.
Ik geef toe, dat ik in 2011 nog aan het avondmaal ben geweest in de GKv, en dat verbaasde me enorm. Ik was er ook BLIJ om, dat het MOCHT van de Kerkenraad. En tot mijn grote vreugde zag ik dat een aantal zaken, waar ik bij het verlaten van de GKv zo hard voor geknokt heb, doorgevoerd waren: niet meer (alleen) een orgel, maar een heel bataljon aan muziekinstrumenten, zoals beschreven in Psalm 150.
Maar als ik dan Dominee Wim de hokjes zie plaatsen met de woorden “Pas als ze daarbij jaren lang zijn tegengewerkt door de kerkelijke leiding in synodes en kerkenraden, gaan ze weg, inderdaad vaak naar vrijere groepen”, dan denk ik: de GKv heeft nog een lange weg te gaan. Ik denk dat Dekker gelijk heeft: de GKv gaat denk ik dezelfde weg als – om maar even een pars pro toto te gebruiken – de synodalen.
Dag Albert,
Dank dat je in ieder geval wilde reageren. Het is nu eenmaal niet te vermijden om in discussies als deze te generaliseren. Het spijt me als je daardoor jouw ervaring met onze kerken geen recht gedaan voelt. Ik weet dat er ook een heel ander verhaal over de Gereformeerde Kliek (vrijgemaakt) te vertellen valt. Jouw verhaal is er helaas een uit heel veel. Het ging er mij maar om dat de dynamiek die er wel degelijk in onze kerken zit niet te vergelijken valt met de dynamiek in de GKN in de periode 1950-1990. Dat er in ieder geval sprake is van enige dynamiek geef je zelf al aan met wat je vertelt over 2011.
Jammer dat ik er kennelijk niet genoeg in geslaagd ben de indruk van ‘hokjes plaatsen’ te voorkomen. In die passage waar je uit citeert gaat het er mij juist om het veel gebruikte ‘hokje’ ‘evangelikalisering’ te nuanceren.
In ieder geval hebben we als GKv inderdaad nog een lange weg te gaan. Ik ben niet voor niets pas op langere termijn optimistisch. Waar het me hier alleen om ging is protesteren tegen de suggestie dat die lange weg dezelfde weg is als die de GKN gegaan zijn. Wij hebben onze eigen lange weg, die heel anders loopt.
Het ga je intussen goed!
dsWim
Wim.
Je hebt van dat boekje appelmoes gemaakt (die over de houdbaarheidsdatum heen is)….
Bedankt voor je scherpe analyse.
Peter
Beste dominee Wim,
U schrijft dat alles wat niet verandert dood is.
Waarop baseert u deze stelling?
U weet waarschijnlijk ook dat van God in de Bijbel wordt gezegd dat Hij ‘onveranderlijk’ is. Dus is Hij volgens u…
mvrgr
Arjan
Dag Arjan,
Voor de stelling: kijk maar om je heen nu de lente gekomen is. De planten die de winter niet overleefd hebben veranderen niet.
Ik hoop dat je niet denkt dat God onveranderlijk is als een steen. Hij is onveranderlijk nog steeds de Schepper, de levende God die er nieuwe dingen bij verzint.
Groet!
Zoek waar de weergave niet klopt… gereformeerdekerkblijven . nl … ik kom er later op terug (o ja, Dv).
Beste Wim,
Ik heb je column gelezen en ook het commentaar op gereformeerde kerkblijven.nl. Ik heb niet het boek van dekker gelezen zodat ik niet kan oordelen over het wetenschappelijk karakter er van. Ik kan je wel iets doorgeven over mijn ervaringen met synodaal gereformeerden. In mijn jeugd woonden wij tussen twee synodaal gereformeerde gezinnen in. De buren ter rechterzijde waren lid van de dichtstbijzijnde kerk, een bij ons als vrijzinnig bekend staande kerk en gingen er steeds minder naar de kerk.
De buren ter rechterzijde gingen naar een behoudender synodaal gereformeerde kerk in een andere wijk en kregen een toenemende moeite met wat zich daar afspeelde. Dat had betrekking op het niet meer elke zondag lezen van de wet, steeds minder kerkgangers in de middagdienst. variatie in de liturgie, vrouw in het ambt, schriftgezag. Deze ontwikkelingen brachten hen er toe om over te stappen naar onze GKV, hoewel ze wel wat moeite hadden met het war- kerk-denken.
Je begrijpt dat deze mensen, volgens jou dus een giftige invloed hebbend, het de laatste jaren erg moeilijk hebben gekregen. Omdat alle ontwikkelingen in de synodaal gereformeerde kerk, naar hun idee, nu ook plaatsvonden in de GKV. Inmiddels hebben ze dan ook de plaatselijke GKV weer verlaten.
Er is dus een parallel. Daarin zal Dekker gelijk hebben. Maar gaat die parallel even diep?
Als oorzaak van de kerkverlating binnen de syn. geref. kerken werd genoemd in het rapport: het lege testament. De vorige generatie was niet in staat het geloof over te dragen aan de volgende generatie. Ze verloren behalve hun opvattingen over homoseksualiteit, vrouw in het ambt, toepassing van de tucht, uiteindelijk ook hun geloof in de betrouwbaarheid van Gods woord en de opstanding van Christus.
Mijn zorg is dat die ontwikkeling ook in de GKV aan de gang is. Al jaren. Mensen interesseren zich niet meer voor discussies over vrouw in het ambt of homoseksualiteit. In deze post-moderne samenleving mag iedereen z’n eigen mening hebben. De middagdienst is niet meer van belang. je kunt ook zonder. Liturgische discussies worden niet meer gevoerd. Je vindt iets mooi of niet en je went er wel aan. Het gevaar van deze onverschilligheid is dat de volgende generatie dat zal toepassen op alle activiteiten die met geloof te maken hebben. Wat doet bijbelstudie er toe als de bijbel toch voor meerdere uitleg vatbaar is? De 3 formulieren van eenheid zijn daarom in de ogen van velen niet betrouwbaar en dus niet relevant. Je kunt ook zonder. Maar hoe wapen je je dan tegen dwaalleer? Staat het nieuwe testament niet vol van waarschuwingen daartegen? Hoe wijs je de volgende generatie de weg naar Christus?
Ik heb geen antwoord op deze vragen, maar zou willen dat leiders, waar jij ook bij hoort. Zich daarin zouden verdiepen. De weg wijzen. Dwaalleer ontmaskeren. Relevantie van Gods woord aantonen. Naar Christus toe!
Geerco André
Brieven zijn er om te communiceren, open brieven dienen andere doelen. Toen ik vorige week donderdag een digitale brief kreeg heb ik even gedacht dat het om communicatie zou gaan, ook al stond er ‘open brief’ boven. Ik heb in dat vertrouwen dezelfde middag gereageerd met een digitale brief terug. Vrijdagavond laat bleek het toch weer niet waar. Het bleek zelfs de moeite niet waard om onder de tekst van die aan mij gerichte open brief een regeltje op te nemen dat de schrijver wist dat ik me niet herkende in zijn weergave, maar dat hij die toch publiceerde, om wat voor reden dan ook.
Van de reacties die deze open brief opleverde op de blog hierboven was alleen die van Geerco te plaatsen. De rest viel onder de categorieën schelden, afreageren of gewoon maar wat roepen. Goed dat WordPress ook een prullenbak heeft.
Ter wille van de mensen die via gereformeerdekerkblijven . nl op deze pagina terecht komen het volgende:
Het is niet meer dan een misverstand dat ik het in de tekst hierboven zou hebben over iedereen die ooit uit de ‘synodaal’ Gereformeerde Kerken naar onze kerken is overgekomen hoofd voor hoofd, of zou wensen dat ze maar nooit gekomen waren. De meesten van hen hebben zich nooit schuldig gemaakt aan de kortzichtige gedachte dat het met de GKv net zo zou gaan als met de GKN. En ook van wie dat wel deed geldt weer voor velen dat ze geen systematisch wantrouwen met zich mee brachten. Maar dat gebeurde door anderen wel en dat heeft het klimaat in de kerken vanaf de jaren negentig onmiskenbaar beïnvloed op de manier zoals boven geschetst.
Niemand lette daar destijds op. Dat mogen we ons als GKv ook best aantrekken. Het betekende tenslotte ook dat getraumatiseerde mensen niet begeleid zijn in de genezing van de ervaringen die ze in de GKN opgedaan hebben met kerkenraden en predikanten bij wie het evangelie zelf niet veilig bleek.
Het is ook niet meer dan een misverstand dat ik mensen van boosaardige opzet zou beschuldigen, wie dan ook. Ik beschrijf ontwikkelingen en chemie tussen groepen met kwalificerende termen (een giftig mengseltje, guerrilla-technieken, e.d.), maar heb het niet over kwade bedoelingen of een slechte opzet. De uitkomst, het resultaat, het effect wordt gekwalificeerd, niet de bedoeling. Dat iets uit liefde voor de Heer en zijn Woord gebeurt wil nog niet zeggen dat het resultaat niet heel slecht kan zijn. Ik ben niet bereid de slechtheid van dat resultaat weg te nuanceren vanuit eventuele allerbeste bedoelingen.
Het is meer dan een misverstand dat ik ontwikkelingen in ‘de wereld’ eenzijdig optimistisch zou bekijken. Dat is een bewust verkeerde weergave — des te meer bewust, omdat ik er vóór de publicatie van deze open brief aandacht voor gevraagd heb. De verantwoording voor die verkeerde weergave berust bij de schrijver. Zie verder het geschetste beeld van het lastercircuit in ‘Op het randje’.
Wim,
Wijs je de kritiek niet te gemakkelijk van de hand? Het lijkt erop dat je je uitlatingen wat probeert te nuanceren. Maar ik raak behoorlijk in verwarring nu. Je hebt het over synodaal gereformeerden die onze kerk binnen zijn gekomen. Hoeveel zullen dat er geweest zijn? Vervolgens zeg je dat de meesten van hen zich niet schuldig maken aan wat je hierboven schetst. En vervolgens dat van die groep die zich daar wel schuldig aan maken de meesten geen systematisch wantrouwen meebrachten.
Allemaal heel leuk en aardig. Maar dan heb ik zoiets van: Om hoeveel mensen gaat het dan eigenlijk nog die wel met systematisch wantrouwen een hele kerk in gijzeling nemen? Dat kunnen er toch niet veel meer dan een paar tientallen zijn? Hooguit honderdtallen? Verspreid over een paar honderd kerken is dat toch een te verwaarlozen groep? Hoe kunnen die ooit een kerkenraad gijzelen?
PS: Ik zie nu opeens dat ik het woordje gijzelen gebruik, terwijl jij het had over chanteren. Dit om eventuele misverstanden te voorkomen.