Wat macht met mensen doet

Preek over Rechters 8:23-24

orde morgendienst
welkom
zingen: Opwekking 277
stil gebed
votum en groet
zingen: NGK 116
gebed
zingen: Psalm 72,1
Schriftlezing Rechters 8:4-9
zingen: Psalm 72,2
Schriftlezing Rechters 8:10-21
zingen: Psalm 72,5
Schriftlezing Rechters 8:22-32
zingen: Psalm 72,7
Schriftlezing Rechters 8:33-9:6
zingen: Psalm 72,8
fragment documentaire
preek over Rechters 8:23-24
zingen: Opwekking 598
luisteren naar: Vorst (Speltmik)
geloofsbelijdenis van Nicea
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 137
zegen

Bij alle verschillen loopt er heel wat zo door, nietwaar? Van Gideon in de chaotische periode van de Rechters, door naar Nederland toen, de bende na de moord op Pim Fortuyn, door naar Nederland nu, naar de wereld vandaag. Wat macht met mensen doet was toen, meer dan drieduizend jaar geleden, heel wat. De Gideon zoals we die van de kinderbijbel en de basisschool kennen en over wie hiervoor verteld wordt in Rechters, die kennen we niet meer terug. Maar het is intussen niet beter geworden. De bijbel geeft, ook verderop, geen aanleiding om te denken dat het aan deze zijde van de jongste dag beter gaat worden. Altijd weer duiken er diepe tegenstrijdigheden, dubbelzinnigheden en onvoorspelbaarheden op als mensen een positie krijgen, als mensen de baas worden, of zelfs de koning.

Wat je intussen ook merkt als je zo’n stukje documentaire over de LPF bekijkt, is dat wij niet erg houden van die dubbelzinnigheid en ongrijpbaarheid. Iemand krijgt een positie en je herkent hem niet weer terug. Wij willen een overzichtelijke wereld, waarin je de goeden en de slechten prettig uit elkaar kunt houden. Al die bij gebrek aan gewicht omhoog gevallen types van de LPF zijn in ons collectieve geheugen intussen fijn opgeborgen in het laatje met de slechteriken. We kijken er met hoon en spot op terug en zijn al lang weer over gegaan tot de meer overzichtelijke orde van de dag: er zijn goede leiders en slechte leiders. Misschien zijn de meeste wel slecht, en ontdekken wij er steeds meer van, maar er zijn ook altijd weer goede. In ieder geval willen wij zelf niet slecht zijn als wij ergens de leiding hebben, in wat voor klein hoekje van de wereld ook. En dus moeten er vooral ook een paar goede leiders zijn, met wie wij ons kunnen identificeren. Helder, duidelijk, overzichtelijk: goed en fout.

In werkelijkheid is het niet zo overzichtelijk. Zo bestaat het niet, zo komt het niet voor. En het mag ons best eens een tijdje opvallen dat de bijbel aan de kant staat van de werkelijkheid en niet van de idealen. Het is in de bijbel ook niet zo overzichtelijk. Net als je denkt: dat is een goede, dan sla je de bladzij om en gaat het verder op een bizarre manier. Hoe kan dat? Het gebeurt. We beginnen vanmorgen met kijken naar de bijna-maar-niet-helemaal koning Gideon en gaan de komende tijd verder met een aantal koningen in Israel, leiders, voorgangers, bazen. Niemand van hen is echt helemaal een good guy, niemand echt helemaal een bad guy. Wat ze doen pakt vaak heel anders uit dan ze denken. Erg vroom zijn ze meestal niet, erg ethisch treden ze niet op. Bij de meeste leiders in de bijbel, en zeker bij die in het boek Rechters, mag best een extra waarschuwing afgedrukt worden: probeer dit niet na te doen thuis, neem deze vooral niet als identificatiefiguur. En toch. Ook een domme oversekste macho vechtersbaas als Simson kan door God gebruikt worden om zijn volk te redden van onderdrukking. En andersom: David, het voorbeeld van alle koningen omdat hij tenminste God als zijn koning erkent, kan zonder meer meedoen in de maffia als meester-godfather: een roverhoofdman, een slimmerd, een linke. Dubbel, ongrijpbaar, het loopt tussen je vingers weg als je leest.

Nog een slag algemener is de hele bijbel dubbel over de overheid, over leiderschap in het algemeen. Als er niemand de baas is, wordt het pas echt een bende. Dus dat is niet goed. Het slot van het boek Rechters werkt het op huiveringwekkende en maar al te herkenbare manier uit. Het is bijna nieuws van vandaag uit Afrika en Syrië: moord en verkrachting. Zonder leiders gaat het niet. Laten we zeggen: Romeinen 13, de overheid als door God gegeven. Ja, maar tegelijk is er niemand onder de mensen die het lukt om op een goede manier de baas te zijn. De bazen vloeien over in het beest van Openbaring 13. Dubbel, en de bijbel laat het naast elkaar staan en houdt het uit. Dat vinden wij dan moeilijk. Als gezagsgetrouwe gereformeerden kiezen wij dan doorgaans voor Romeinen 13. De overheid door God gegeven, natuurlijk, fijn. Maar ja, daar gaat de ellende, het machtsmisbruik, het onrecht en de uitbuiting niet mee weg, ook niet in Nederland. Het lijkt fijn helder om over de regering in Den Haag en over het regime in Syrië te spreken: valt dat hier even mee. Maar als je nog eens goed kijkt is er ook reden genoeg om systematisch over het regime in Den Haag te spreken. Probeer het maar voor jezelf. Het effect komt vanzelf.

En ja, als wij hier een regime hebben, dan zal het met ons zelf ook wel niet helemaal pluis zijn. Daar kom je uiteindelijk wel op uit als je dit soort teksten leest en er over nadenkt. Wij houden vooral zo van een overzichtelijk goed en fout, zwart en wit, omdat we dan niet zo geconfronteerd worden met onze eigen dubbelzinnigheid, met onze eigen ongrijpbaarheid en met hoe ons eigen leven ons tenslotte ontglipt: met de beste bedoelingen doe je iets en kijk eens wat er gebeurt. Het is één van de dingen die de echte bijbel — niet de getemde versie van de kinderbijbel — tenslotte zo’n irritant boek maakt, dat die je uitvoerig met je neus op die dubbelheid en ongrijpbaarheid duwt. Je hebt je leven niet in de hand. Het leven is groter dan wat wij ervan vinden, goede daden hebben slechte gevolgen en andersom, wat de echte kleur is van wat wij doen is maar al te vaak niet te pakken te krijgen. Wat het effect is van je meest gelovige keuzes, je pakt het niet. Niet alleen in wat ons overkomt, maar ook in wie wij zijn zit een diepe dubbelheid.

Ik probeer één centraal element uit die dubbelheid in ons even uit te werken. Ik gebruik er de twee uitersten bij uit de kerkdienst van vorige week hier, over de verzoeking van Jezus door de duivel in de woestijn. De duivel en Jezus vertegenwoordigen allebei wat ik maar even een levensrichting noem. De duivel is degene die helemaal om zichzelf draait, naar binnen gericht, in zichzelf gekromd. Dat is de levensrichting van de duivel. Bij alles is de vraag: wat heb ik er aan? wat krijg ik ervoor terug? wie zorgt er voor mij? In alles gaat het er tenslotte om dat ik aan mijn trekken kom, dat ik geëerd word, dat ik in het middelpunt sta. De vragen van de duivel proberen Jezus die levensrichting in te trekken, allemaal: jij hebt honger, jij hebt ook macht, gebruik het voor jezelf — jij bent belangrijk, ze moeten voor jou zorgen, claim het — jij wilt toch de baas zijn over iedereen? ik kan het je geven. Er zijn twee varianten van deze levensrichting, trouwens. Wie de duivel volgt wordt of hoogmoedig (jijzelf bovenaan en iedereen staat onder jou) of wanhopig (jijzelf in de put en iedereen is tegen jou).

Maar bij Jezus is alles omgekeerd. Hij is helemaal en zuiver naar buiten gericht, in de eerste plaats op God. Al zijn reacties op de duivel verwijzen naar de Heer die gezegd heeft zus, en zo. Mensen leven volgens Jezus van die gerichtheid op God, van ieder woord dat hij zegt. Mensen moeten God niet uitproberen, maar hem vertrouwen. Echte mensen aanbidden God alleen en niemand anders, in wat voor vermeend eigenbelang dan ook. Werkelijk mens zijn zoals we dat bij Jezus tegenkomen heeft een naar buiten gerichte flow, gericht op God en — zo blijkt vervolgens vanzelf — dat betekent concreet in dit ondermaanse gericht op de anderen om je heen. God liefhebben uit alle macht wordt concreet in het liefhebben van de naaste als jezelf. Dat is hetzelfde, zegt Jezus. En het blijkt straks dat ook Jezus probeert mensen zijn levensrichting in te trekken, niet meer naar binnen, maar naar buiten. Niet alleen doordat zijn liefde leert liefhebben, maar ook met zoveel woorden: Hoe jij wilt dat anderen jou behandelen — daar ben je vanzelf altijd al mee bezig, de richting naar binnen: hoe gaan zij met mij om? — behandel hen zo — de omgekeerde richting, naar buiten, hoe ga ik met hen om?

Twee uitersten, twee levensrichtingen. En misschien denk je nu iets van: daar wordt het wel weer lekker overzichtelijk van. Ja, maar in de werkelijkheid loop het allemaal niet zo overzichtelijk, maar beweegt het tegen elkaar in. Er zit een beweging in ons naar buiten toe — al is het alleen al omdat anderen toch wel voor ons moeten klappen — maar ook een beweging van buiten naar binnen, op onszelf gericht. Dat gaat tegen elkaar in. Ergens als een steeds weer andere combinatie van die twee uitersten, van die twee levensrichtingen, staan wij allemaal in het leven. Niemand heeft dat zuiver zwart of wit. We verschieten allemaal van grijstinten. Sinds het in het paradijs de duivel gelukt is om ons ‘om’ te krijgen hebben we als mensen een default-stand waarin het vooral om onszelf gaat. Maar er is altijd ook een tegenkracht van God, een restant van ons oude mens zijn, een gave van de Geest en de kracht van Jezus, waarin we ons geven aan anderen, naar buiten reiken, contact maken. In dat spanningsveld leven we, en het gaat niet over hier. Je kunt je er niet uit bekeren of zo. Pas na de dood wordt ons leven eenduidig. Voordien is het dubbel, dubbelzinnig, ongrijpbaar, veranderlijk. We weten wat goed is, maar doen vaak anders. We doen dingen die goed zijn met vreemde bedoelingen daarbij, en achteraf blijkt dat dan. Ergens tussen die uitersten leven wij allemaal.

Wat macht met mensen doet lijkt uiteindelijk daar iets mee te maken te hebben, met die basale levensrichting. Laat je in het leven alles vooral naar jou toe komen, of ben je naar buiten gericht? Het is net of macht die levensrichting uitvergroot en versterkt, er een nieuwe dynamiek aan geeft. Dat is in ieder geval waar de figuur van Gideon ons stevig bij stil zet. Gideon had altijd al een flinke tik mee van de levensrichting naar binnen, maar dan in de bange vorm: hij in de put en de rest is tegen hem, hij klein en de anderen groot, hij twijfelend tegenover alle zekere anderen. Maar daar heeft God hem uit gehaald. Gideon heeft de Midianieten overwonnen. Waar we begonnen met lezen is hij daar eigenlijk nog mee bezig, met de afronding daarvan. Maar alles keert zich nu ten goede.

Vanaf Rechters 8:4 ontmoeten we een andere Gideon dan daarvoor. In ieder geval is de kleur helemaal veranderd. Hij zit niet meer in de put, hij staat nu aan de top. Hij is niet meer bang en over vragen en twijfels horen we niets meer. Tekens van God worden niet meer gevraagd. Zijn zoon Jeter is bang en zijn zoon Jotam verstopt zich, maar Gideon is nu de baas. En hij schakelt soepel over naar de positieve variant van de naar binnen gekeerde levensrichting. Niet meer richting de put maar richting de top. Het verdwijnpunt is niet meer de wanhoop maar de hoogmoed. En tegelijk blijft ook het nieuwe, dat andere wat God hem gegeven heeft. Er blijft gerichtheid naar buiten, op God. Dat komt bij elkaar in die verzen 23, 24: Koning, heerser, wil hij niet worden, want de Heer is de Heerser over Israël. En naar de Heer wil hij luisteren. En dan verzamelt hij allemaal geld uit de buit en laat hij een efod maken, een priestergewaad met instrumenten waarmee je de Heer kon raadplegen. Gideon was altijd al een dubbelzinnig figuur: de angsthaas die Israël moest bevrijden, hij wordt het nu nog eens te meer. Echt een man met twee gezichten.

Rechters tekent die dubbelheid als de tegenstrijdigheid van de man die geen koning wil zijn, maar zich wel als een koning gedraagt. Meer nog, hij gedraagt zich geen eens als een goede koning, maar als een willekeurige bovenbaas. Hij heeft geen medelijden met het lagere volk van Sukkot en Penuel. Hij heeft geen medelijden met mensen die bang zijn zoals hij vroeger was. Integendeel, hij brengt zijn volksgenoten om het leven. Als zijn broers wel koningszonen leken, dan is Gideon er zeker een. Hij verzamelt zich een harem van heb ik jou daar: in die macho-wereld  een teken van macht. En alsof dat nog niet genoeg is noemt hij de zoon van zijn bijvrouw in Sichem Abimelech. Vertaald: mijn vader is koning. Wie zijn zoon ‘mijn vader is koning’ noemt, daar is toch wel iets mee aan de hand. Gideon wordt stoer en gewelddadig. Hij begint op een agressieve manier zijn naam eer aan te doen: ‘hakker’, ‘omhakker’, ‘veller’, ‘sloper’, betekent Gideon. Uitbundige zelfverrijking blijkt ook geen uitvinding van onze managers en directeuren. Gideon wordt de baas en zijn wil is wet. Gideon wil geen koning zijn, zegt hij, maar hij gedraagt zich wel als koning, en niet als een goede. Wie is Gideon? Is hij goed of slecht, goed of fout? Het vloeit, het loopt…

Het is dan ook niet vreemd dat zijn zoon, die zoon met die veelzeggende naam, mijn vader is koning, de diepste gedachten van zijn vader Gideon uit-leeft. Zo gaat het zo vaak nog onder mensen. Abimelech regelt zijn eigen koningschap in en rond Sichem, zijn moederstad. En hij vergroot het slechte gedrag van zijn vader nog uit. Inhaligheid, geweld en machtswellust typeren zijn regering. Alles eindigt verderop in intriges, een groot gevecht, met veel slachtoffers, waaronder uiteindelijk ook Abimelech zelf. Het koningschap van Abimelech, de ontkende wens van Gideon, loopt uit op een bloedbad en op broedermoord. Wat bij Gideon nog dubbelzinnig was, een onoverwonnen spanning, het wordt eenduidig bij Abimelech. Waar er bij Gideon nog een tegenkracht was, een stuk levensrichting dat op de Heer gericht was en op zijn volk, daar eindigt de dynamiek van de macht met een bijna eenduidig slechte figuur, een misbaksel dat door een vrouw gedood wordt. In die macho-cultuur is dat ongeveer hetzelfde: door een vrouw gedood worden en mislukt zijn. Sorry.

Abimelech vergroot uit. Laten wij even bij Gideon blijven, bij zijn dubbelheid, zijn spanning, zijn ongrijpbaarheid en onhelderheid. Wie is dat, Gideon? Juist zo staat hij dichter bij de meesten van ons dan zijn zoon Abimelech. En juist zo dwingt hij ons af om eerst maar eens een tijdje na te denken, over het echte leven en over onszelf. Gideon is, net als al die andere rechters, niet meteen een voorbeeld. Net als je denkt: dat wil ik wel van hem leren, dan blijkt het een griezel te worden. En andersom ook niet: net als je denkt: zo moet het nooit, neem een negatief voorbeeld aan Gideon, is er ook een andere kant. Je moet echt even schakelen. We hebben geleerd om de bijbel te lezen met de vraag in ons achterhoofd van wat heb ik er aan voor mijn eigen geloofsleven, wat kan ik daarvan leren, wat voor voorbeeld geeft het mij? Vergeet dat even. Het lukt niet.

Er zit niet meteen een advies in de bijbel hier, een advies van God: treed zo op. Er is wel een stimulans. Je ziet dat die levensrichting van mensen die naar binnen gericht is heel veel sloopt en kapot maakt. Dat die mensen minder mens maakt uiteindelijk. En je ziet dat die levensrichting van naar buiten gericht zijn, op God gericht zijn, en op anderen, dat die een goede dynamiek geeft, dat die je meer mens laat zijn. Je ziet wat het effect is op leiderschap van wat voor levensrichting iemand heeft. Als je die op jezelf gerichte uitvergroot ziet worden en dynamiek krijgen, wordt het heel griezelig. Je mag blij zijn dat het in onze cultuur dan nog voornamelijk om geld gaat. En andersom, die naar buiten gerichte dynamiek geeft een koning die een volk voorgaat in het goede. Er is wel een stimulans.

Maar er is niet een eenvoudig voorbeeld: doe dat, leef zus. Het is ingewikkelder. Het dwingt je om stil te staan bij dat dubbele, dat innerlijk tegenstrijdige, bij dat grotere, ook in je eigen leven. Dat wordt niet opgelost, niet helder als jij goed je best gaat doen of zo. Dat dubbele wordt zelfs niet opgelost als jij je echt op God richt, gehoorzaam aan hem wilt zijn. Je vroomste daden, jouw overgave aan God, jouw bekering, kunnen later in je leven blijken iets te hebben aangericht bij anderen wat nooit de bedoeling was. Begrafenissen zijn momenten waarop je dat tegenkomt: verhalen van familie, van vrienden, van collega’s waarin blijkt wat er gebeurde en wat niet de bedoeling was. Zo gaat mensenleven. Je weet gewoon niet hoe het uitpakt hier. Het heeft iets van de eenvoud van God: doe recht, leef met God, klein. Maar dan nog: nooit pak je het, nooit wordt het opgelost hier. Het uit elkaar trekken in goed en kwaad, zwart en wit, dat is allemaal iets van het evangelie van de jongste dag. Dat komt later. Hier niet. Ook als je Jezus volgt in jouw levensrichting op anderen is dat geen garantie dat het goed gaat met je. Is het ook geen garantie dat het goed uitkomt. Het leven is groter, ongrijpbaarder, levendiger. Zelfs Jezus is opgehangen.

Daar moet je gewoon eens een tijdje over nadenken. Er is iets in deze verhalen uit de bijbel dat je dwingt om basisvragen te stellen, over je mens zijn, over wat je verwacht van mensen die je voorgaan, over mensen die dan verafgood moeten worden als de goeden of gedemoniseerd als de slechten (dat gaat echt niet lukken). Nadenken ook over de basisvragen van je geloof: waar gaat het eigenlijk over in het evangelie. Het evangelie is geen goed advies: doe het nu voortaan zo en dan zal het goed komen. Het evangelie is goed nieuws: in heel die dubbelzinnige, uit de hand gelopen werkelijkheid is daar Jezus verschenen die als enige zuiver goed leefde. Zelf gekozen, heel bewust. De koning in het goede, helemaal. En hij maakt het goed. Hij sorteert het uit eens, hij zet het recht. En voor die tijd is het zoals het is: dubbel. Maar je weet wat goed is. Doe dat. Het is geen garantie op succes. Doe dat. Het betekent niet dat alles goed komt hier. Doe dat. Je zult opgevangen worden door Jezus zelf. Laten we zingen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 27 januari 2013

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *