Getuigen groeit uit bidden

Preek over Nehemia 1

orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 16,3.4.5
zingen: NGK 39
stil gebed
votum en groet
zingen: Liedboek 95,1.3
gebed
Schriftlezing Nehemia 1:1-2:9
preek over Nehemia 1
zingen: NGK 163
lezen Efeziërs 5:1-21
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 481
zegen

Deze week is het week van gebed. Christenen uit allerlei kerken en groepen komen bij elkaar om te bidden. Roel Gunnink zal er straks nog iets meer van vertellen, ook praktisch. Het thema van de week van gebed is dit jaar: jij bent mijn getuige. Dat is een mooi thema. Het sluit goed aan bij ons verlangen hier in de Tituskapel, dat we Amsterdam in beweging willen zien voor Jezus Christus. Hij schakelt ons daar ook bij in: jij bent mijn getuige. En wil daar wat van komen, van dat getuige zijn van ons, dan begint het steeds weer met bidden. Bidden voor de mensen om ons heen, bidden voor de stad, bidden voor elkaar, Jezus bij ons leven betrekken en dan rondkijken en contacten leggen, open en eerlijk. Ik denk dat getuigen groeit uit bidden.

Dat getuigen groeit uit bidden wil ik vanmorgen eens wat uitvergroten en voor onze aandacht zetten aan de hand van wat we lazen van Nehemia. Nehemia was de man die uiteindelijk de muren van Jeruzalem herbouwde na de ballingschap. Dat was niet meteen getuigen dus, maar een ander soort werk voor God. Maar het werkt net zo bij alles wat mensen voor en met God doen. De voedingsbodem voor alles wat Nehemia in het vervolg gaat doen ligt in zijn bidden aan het begin. In dat bidden groeit zijn actie. Willen wij metterdaad getuigen van Jezus zijn dan hebben wij net zo’n voedingsbodem in ons leven nodig, denk ik. Een voedingsbodem niet maar van een gebed, maar van bidden.

Nee, dat is niet hetzelfde. Dat zie je bij Nehemia misschien niet op het eerste gezicht. Nehemia vertelt wat hij bad en dus lees je een gebed. Maar als je kijkt naar de data die hij ook noemt ontdek je dat het om veel meer dan een gebed gaat. Hij begint met bidden in de maand Kislew, laten we zeggen december. Maar hij komt in gesprek met de koning in de maand Nisan, laten we zeggen maart (november en april kan ook nog). Zeker drie maanden lang heeft Nehemia gebeden en wat hij die drie maanden lang bad komt neer op het gebed dat nu in zijn boek staat. We lezen hier dus van nog even een maatje meer dan een week van gebed. Week in week uit bidt Nehemia. Dan wordt bidden meer dan een gebed, meer dan iets vragen of voorleggen aan God. Dan wordt bidden een voedingsbodem en kan er iets groeien, een plan, een visie, openheid voor kansen.

Wanneer tot Nehemia doordrong dat hij zelf geroepen zou kunnen zijn om leiding te geven aan de herbouw van de muren van Jeruzalem blijft verborgen in de tekst. Voor hetzelfde geld heeft hij zijn gebed weken lang gebeden zonder het laatste zinnetje. Zonder dat: ‘Laat me vandaag toch slagen en laat de koning mij welgezind zijn’, is het een compleet gebed tot God om te vergeven en in te grijpen en te doen wat hij beloofd heeft. Hij brengt het lot van zijn volk bij zijn God. Zo kunnen wij op onze manier ook vaak bidden. Ook als het om getuigen gaat. Bidden voor onze stad, voor de mensen om ons heen, voor elkaar, voor onszelf. Maar houd dat nu eens echt een tijd vol. Dan merk je dat op de bodem van je gebed iets groeit: de gedachte dat God best wel eens zou kunnen willen dat ik daar iets aan doe, dat hij er een roeping voor mij in heeft.

En nee, wat dan is vaak niet meteen duidelijk. Een vaag gevoel moet uitkristalliseren, een plan moet rijpen, een gelegenheid moet zich voordoen. Nehemia is in ieder geval doorgegaan met zo bidden tot zijn gesprek met de koning. Misschien heeft hij ook dat laatste zinnetje wel dagenlang gebeden, maar kwam de gelegenheid niet als hij bij de koning was. Dat soort koningen waren riskant spul tenslotte. Eén verkeerd woord, één gebaar dat ergernis wekte kon je het leven kosten. Geen wonder dat Nehemia schrikt als de koning vraagt waarom hij zo somber kijkt. De reactie had ook kunnen worden: zo’n schenker wil ik niet meer, of: de dood voor belediging van de koning. Maar God beschermt Nehemia en alles loopt meer dan goed af.

Ook hier staat dan nog weer dat Nehemia bad tot de God van de hemel, tijdens zijn gesprek met de koning. Alles is hier ingebed in bidden. Zijn doorgaande gebed leidt Nehemia naar de goede reacties. Weer denk ik dat dit herkenbaar is: blijf bidden voor de mensen om je heen, voor de stad, voor elkaar, voor jezelf, en je blijkt zomaar extra alert als iemand je aanspreekt, als een kans zich voordoet. Houd vol, want dat kan best een tijdje duren. De voedingsbodem voor een goede reactie, voor het grijpen van die ene echte kans is niet zomaar een gebed, maar bidden, blijven bidden.

Nehemia heeft dat kennelijk volgehouden en ik ben er bij hem des te meer van onder de indruk omdat hij verder in zijn boek nogal een mannetjesputter blijkt, een doener, een organisator. Als hij de gelegenheid krijgt heeft hij zijn plan klaar, uitgewerkt en al. Als er later problemen opduiken is hij doortastend en trefzeker. En toch begint het allemaal hier met drie, vier maanden gebed. Niet maar even bidden en dan, hup, aan het werk, maar volhouden en afwachten, bidden en open worden, extra gevoelig, alert. Laten we het maar bedenken, ook in onze situatie, ons verlangen en ons getuigen. Dat God de greep van vorig jaar Pinksteren gezegend heeft met allerlei contacten rond de Kerstiftar en er nu allerlei lijntjes met het stadsdeel en buurtorganisaties zijn wil niet maar zeggen dat we nu aan het organiseren kunnen slaan. Het lijkt me dat we om te beginnen deze week van gebed best kunnen gebruiken om te blijven bidden en op de voedingsbodem van dat bidden ideeën laten groeien en openheid voor misschien wel veel meer of heel anders.

Goed. Tijd om even stil te houden. Want bij alles wat ik tot nu toe gezegd heb is er ook nog een misverstand mogelijk, een moralistisch misverstand. Dat wij namelijk zelf moeten gaan bidden en zelf zo’n voedingsbodem voor getuigenis of wat dan ook in ons leven moeten leggen. Dat trek je een tijdje, maar vroeg of laat houdt het op. Jij moet het een en ander en dan… is tenslotte niet zo’n vrolijke boodschap. En ook jij moet getuigen, of jij moet bidden werpt je op jezelf terug. Voor goed advies kopen we in de kerk tenslotte niets, we hebben goed nieuws nodig.

Laten we daarvoor nog eens even extra naar Nehemia kijken. Zijn optreden groeit uit zijn bidden, maar waar komt dat bidden van Nehemia vandaan? Waar groeit zijn bidden uit, en zijn volhouden te bidden? In ieder geval uit twee dingen, denk ik. In de eerste plaats is Nehemia door iets geraakt, echt geraakt: Het gaat heel slecht met de mensen die de ballingschap hebben overleefd en die nu in de provincie Juda wonen. Ze zijn het mikpunt van spot, want de muur van Jeruzalem is afgebroken en de poorten zijn in vlammen opgegaan. Een stad zonder muur is niet maar een stad zonder veiligheid, het is een stad zonder eer, een naakte stad. Het raakt Nehemia, de schande van zijn volk, de schande ook van de plaats die God heeft uitgekozen om er zijn naam te vestigen.

Dat is de ene helft, om zo te zeggen, van de twee componenten die samen Nehemia aan het bidden zetten en aan het bidden houden. Dat het slecht nieuws is laat hem ook rouwen en vasten, maar waar het om gaat is zijn bidden, en dat komt zeker voor de helft voort uit dat hij echt geraakt is door wat er gebeurd is. Inderdaad, als ik niet echt geraakt ben door de mensen om me heen, door de toestanden in Amsterdam, door al die eigenwijze, idealistische, eenzame, erop los levende, aardige, irritante, blowende, zwervende, veel te rijke, fascinerende, saaie mensen die ik zie, wordt het niet veel meer dan een gebedje en passant en voor de vorm en zal er zeker geen voedingsbodem van bidden in mijn leven gevormd worden waar mijn getuigen groeit. Kijk gewoon eens echt rond, luister eens, lees eens.

Maar er is hier ook nog een tweede. Nehemia is niet alleen geraakt door wat er hier gebeurt, hij is ook getroffen door wie God is en hoe God optreedt. Dat blijkt wel uit zijn gebed zelf. Hij ziet God niet maar als God van de hemel, machtig en ontzagwekkend, maar ook als de God die trouw is en zijn beloften nakomt aan iedereen die hem liefheeft en daarnaar leeft. De God die beloofd heeft zijn volk terug te halen, al was het van het eind van de hemel. De God die zich verbonden heeft aan zijn volk. Dat is echt een tweede, en het is nodig ook. Je kunt niet tot echt bidden komen omdat je je door niets om je heen laat raken, je kunt ook niet tot bidden komen omdat je van God eigenlijk niets concreets verwacht. Gewoon maar zelf aan de slag gaan, want aan God heb je toch niets.

Dat zou in ons geval nog vreemder zijn dan het in Nehemia’s tijd zou zijn. Toch? Wij zijn hier allemaal geroepen door God zelf in Jezus. Al zijn beloften heeft hij uitgeleefd en vlees en bloed laten worden in hem. God naast ons, God die zich met ons eigen leven inlaat, God die ons gevonden heeft en wil bezielen met zijn eigen Geest. Ondanks alles wat wij uithalen en uitgehaald hebben haalt hij ons er weer bij: ik zoek jou, kom op, ik heb je nou gevonden, ga mee, het wordt goed. Dan niks van God verwachten is vreemd, om het zacht te zeggen. Door Jezus niet getroffen worden is echt gek, bijna zo gek als onaangedaan door onze stad lopen op je eigen gang door je leven.

Uit die twee dingen samen: geraakt door mensen, door wat hier gebeurt, en getroffen door God, door Jezus — groeit bidden: aanschuiven bij Jezus, aansluiten bij Gods verlangen dat je zelf ontmoet hebt. Dan begint het niet met een moeten, met een opdracht, maar met een gave, met nieuws, goed nieuws, goed nieuws van God midden tussen het slechte en goede nieuws van mensen dat ons raakt. Voor Nehemia werkte dit kennelijk. Geraakt door het lot van zijn volk en getroffen door zijn God gaat hij bidden en blijft hij bidden, drie, vier maanden lang.

Getuigen groeit uit bidden, bidden groeit uit geraakt worden door wat er gebeurt en getroffen zijn door God. Nog één ding dan, te opvallend om aan voorbij te gaan bij Nehemia. De kracht van wat Nehemia gaat doen in het vervolg hangt samen met zijn bidden, en vooral met één opvallend punt in zijn gebed. Nehemia identificeert zich volledig met zijn volk. Hij bidt niet maar voor ‘hen’. Hij gaat midden tussen de Israëlieten staan en bidt voor ‘ons’. ‘Wij hebben u veel kwaad gedaan’. Wij. Als de voedingsbodem van je bidden zo gekleurd wordt door je identificatie met de mensen voor wie je bidt, groeien er kennelijk sterkere activiteiten uit.

Het lijkt me dat dit zeker geldt als het om getuigen gaat. Wil je echt iets kwijt over Jezus, over God, over zijn liefde voor ons en zijn redding van ons bestaan, dan moet je echt naast de ander staan met wie je praat. Willen wij hier in Amsterdam iets in beweging zien, dan zullen we echt moeten denken en praten als ‘wij’. Wij leven samen in Amsterdam. Wij verlangen naar schoonheid, naar recht, naar meer, naar liefde, wij. En wij brengen er maar al te weinig van terecht. Wij moeten gered worden, en niet alleen ‘zij daar’ met hun verslaving aan drugs, aan geld, aan kicks, aan cultuur, aan aandacht. Het kan best dat allerlei mensen die wij tegenkomen zich maar nauwelijks iets kunnen voorstellen bij geloven en wat dat betekent. Ongelovigen zijn nu eenmaal niet gelovig. Maar gelovigen zijn altijd ook ongelovig. Wij weten maar al te goed wat twijfel is, wat ongeloof, wat onze eigen gang gaan betekent. We doen het maar al te vaak zelf ook. Wij zijn juist in onze diepe eigenwijsheid verbonden met al die andere Amsterdammers hier. En we hebben dus nooit reden om te wijzen: zij, hullie, die anderen.

Als dat begint in ons bidden, dan werkt dat uit in ons getuigen. Wie zich identificeert met die anderen in zijn bidden kan in zijn praten niet meer uit de hoogte zijn, of doen alsof hij het allemaal wel weet, of hard veroordelen, of zo. Probeer het maar eens. Probeer maar eens te bidden: Heer, wij zijn agressief geweest, wij hebben gevochten, wij hebben geblowd en gesnoven, wij hebben veel geld gegraaid, wij kicken op aandacht en ja, wij roepen op twitter en facebook eindeloos: hallo wereld! — en probeer dan nog maar eens makkelijk te praten en te oordelen en te doen tegenover al die mensen die agressief zijn, vechten, blowen en snuiven, graaien, en om aandacht bedelen. Dan is het tijd om je leven te delen en contact te zoeken, echt contact. Dan is er iets gegroeid op een diepe echte voedingsbodem. Getuigen gegroeid op bidden, en net zo getuigen als je bidden was, open, eerlijk, verbonden en levend.

Laten we bidden.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 17 januari 2010
Alphen a/d Rijn, 24 januari 2010

Keynote

Getuigen groeit uit bidden
Bidden groeit uit
geraakt worden door wat er gebeurt
en getroffen worden door God
Effectief getuigen groeit uit identificerend bidden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *