Preek over Psalm 147:3-4
orde morgendienst
welkom
zingen: Opwekking 489
zingen: Opwekking 355
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 33,1.3.5.8
gebed
Schriftlezing Psalm 147
preek over Psalm 147:3-4
openbare geloofsbelijdenis Adri, Johan, Niek
zingen: Opwekking 518
avondmaalsviering intro en nodiging
zingen: NGK 123,1.5
avondmaalsviering
zingen: Liedboek 473,1.4.6.9.10
gebed
mededelingen
zingen: Opwekking 553
zegen
Welkom bij het kloppend Hart van alle leven. Welkom bij de gaafste God die er bestaat, de God die je leven ook weer gaaf wil maken, boeiend, nieuw, levend en kloppend. Dat wil ik vanmorgen eerst maar eens gewoon zeggen tegen jullie allemaal. In het bijzonder vanmorgen tegen jullie, Adri, Johan en Niek, omdat jullie vanmorgen die goddelijke uitnodiging ook willen aannemen. Maar niet alleen tegen jullie. Wie hier ook is, wat je ook gelooft of denkt of vraagt of twijfelt: welkom bij die intrigerende God die het kloppend Hart is van alle leven, ook van jou leven.
Hoe kom ik erbij om dat vanmorgen juist zo te zeggen? Nou ja, de psalm die we net lazen bracht me daarop. Neem nou twee versregels tamelijk uit het begin, achter elkaar en bij elkaar, stel je er iets bij voor als we ze lezen en het wordt heel intrigerend.
God, de Heer, geneest wie gebroken zijn en verzorgt hun diepe wonden. Hij bepaalt het getal van de sterren, hij roept ze alle bij hun naam. (vers 3 en 4)
Goed, gebroken mensen genezen, hun wonden verzorgen, dat doe je van dichtbij, door er voor ze te zijn, naast ze, een arm om ze heen, eigenhandig een wond ontsmetten, een verband aanleggen. Zo is God, de levende, een God die zorgzaam zijn handen op je leven legt. Als er iemand is die in de zorg werkt dan is het God.
Maar dan gaat het in één adem door. Het puntje aan het eind van vers 3 kan net zo goed een komma zijn. Hij is het die gebroken mensen geneest, hun wonden verbindt, het aantal sterren bepaalt en ze alle bij hun naam roept. Als de hele dierenriem er blijkt te zijn roept God ze: schijnen jullie, ook vandaag weer. Van vlakbij verschuift de camera in één keer naar het wijdste perspectief, dat van het heelal zelf. De verpleger naast je blijkt de Koning der koningen en de Heer der heren.
Er zit iets adembenemends in deze psalm juist in deze combinaties. Meervoud, want in vers 3 en 4 vindt je er één van meer. Overgangen van de kleine wereld van mensen naar de grote kosmos waar we in verdwijnen en omgekeerd: groot en klein, onoverzienbaar en onmogelijk dichtbij. Hij is de God van de sterren èn de God van de gebroken harten. En doordat deze psalm dat zó tegen elkaar aan zet gaat het een spreken van het ander en gaat het in elkaar grijpen. Het beeld van de God heel dichtbij vervloeit even en als het weer scherp gesteld wordt is het plotseling het beeld van de God die alles in handen houdt: Groot is onze Heer en oppermachtig, zijn inzicht is niet te meten. En omgekeerd: Hij is bezig met de hemel en de wolken, de aarde en de regen, het gras en het voer voor de dieren — en dan vervloeit het beeld en wordt het weer scherp gesteld: Vreugde vindt de Heer in wie hem eren en in wie hopen op zijn liefde en trouw. Plotseling blijkt hij weer heel dichtbij. Stel het je voor als een beweging en je ziet zomaar een hart kloppen, samentrekken en zich weer uitzetten, van het heel kleine leven van een mens op aarde naar het grote leven van de kosmos: God is het die het geeft, die het draagt, die het bezielt en levend maakt. Welkom dus bij deze God, vanmorgen.
Laten we ons vanmorgen dan door Psalm 147 daar eens bij laten bepalen. Kom je als klein mens bij deze God, dan kom je echt bij het kloppend Hart van alle leven. Klein en groot, dichtbij en ver gaat bij elkaar horen bij hem. Psalm 147 trekt daar kennelijk de consequentie uit trekt dat je van het een zo op het ander kunt komen. Perspectieven lopen in elkaar over. Dichtbij openen zich enorme vergezichten en grote zaken blijken betekenis te hebben op detail-niveau. Het lijkt me de moeite waard om ons door deze psalm daar eens bij te laten bepalen. Er wordt hier iets bij elkaar gehouden dat voor ons zomaar uit elkaar valt. En dan klopt er iets niet meer.
Ik bedoel maar, er is die grote algemene mening dat geloven en religie iets is voor je persoonlijk leven, maar dat de grote wereld toch wel doordraait. Als je een gelovige bent is je band met God voor als je een gebroken hart hebt of voor als je op de een of andere manier gewond bent. Ook als je als gelovige er wel zonder meer van uit gaat dat de levende God de hele werkelijkheid draagt en leidt, vormt dat toch meer een soort van geruststellende achtergrond-kennis. Als je denkt aan een toneelstuk zou je kunnen zeggen dat Gods bezig zijn met de hele grote werkelijkheid snel tot het decor behoort. Het spel speelt vóór dat decor. Dat God de sterren telt en ze allemaal bij name roept zorgt ervoor dat wij een plek hebben om te leven en om dat te ervaren wat er echt op aankomt. Het weer, sneeuw, ijs, wind, zon, het is er. En het zal best dat alle regen van boven komt, maar dat speelt nauwelijks een rol in onze omgang met God. Daarin gaat het om ons eigen leven en om hoe we daarin verder komen en onze weg vinden.
Ook als je een gelovige bent maakt je dat kwetsbaar voor die andere grote algemene mening, dat alles gewoon zelf bestaat zonder God en zonder Iemand die draagt en leidt. Hier in deze psalm wordt God geloofd en geprezen om wat Hij allemaal doet en bij elkaar houdt. Maar als de zaken uit elkaar vallen komt er ruimte voor dat andere loflied, de parodie van het grote dank-koraal van Bertolt Brecht ooit:
Loof de nacht en de duisternis die jullie omvangen!
Kom samen,
Schouw omhoog naar de hemel:
Reeds is de dag voor jullie voorbij.Loof van harte het slechte geheugen van de hemel
En dat hij niet
Weet jullie naam of gezicht;
Niemand weet, dat jullie er nog zijn.Loof de koude, de duisternis en het verderf!
Schouw toe,
Het komt niet op jullie aan,
En jullie kunnen onbezorgd sterven.
Dan staan de zaken plotseling niet maar naast elkaar, lopen ze niet meer in elkaar over, maar staan ze tegenover elkaar. Je kunt best gebroken zijn of in je levensgang gewond zijn, maar niemand interesseert dat. Neem je verlies, het komt toch niet op jou aan. Je kunt onbezorgd sterven. Kijk met heel jouw leven even omhoog naar de hemel en je ziet dat je niks voorstelt en dat het dus allemaal niks uitmaakt. Niemand weet dat je er nog bent, nou dan? De wereld draait toch wel door, met of zonder jou. Het komt er dus echt niet op aan.
Misschien moet je iets van de kou van deze parodie-psalm geproefd hebben wil het weer tot je doordringen wat hier in deze psalm eigenlijk gebeurt. Schouw naar de hemel, kijk eens rustig naar al die sterren. Hier wordt het dan niet koud maar warm. De galactische stilte is niet stil meer. Je hoort God bezig. Hij roept Orion en Betelgeuze, Hij roept de grote en de kleine beer, Hij telt of ze er allemaal nog zijn, de sterren, groot en klein. En dezelfde God roept jou en wil weten wat er met jou aan de hand is. Hij geneest en hij verbindt.
En andersom: als jij met jouw eigen persoonlijke leven naar de hemel kijkt, als de flonkerende sterren voor jou vervloeien omdat er tranen in je ogen staan om jouw pijn, om jouw leven, om jouw kwaad, dan is daar gelijk ook de God van dichtbij, die zijn hand op jouw leven legt, die jouw verpleger wil zijn. Zijn handen zijn genezende handen, juist omdat het de handen van de Koning zijn, die ook die sterren roept en zorgzaam telt. De sterren gaan spreken van zijn zorg voor jou en zijn zorg voor jou blijkt kosmische proporties te hebben. Hij is het kloppend Hart van alle leven, het kleine en het grote: en deze God houdt van jou.
Het is hier in deze psalm echt heel apart en intrigerend. Het een loopt zo over in het ander. Jouw leven, jouw vragen, jouw zoeken van een weg, blijkt bij de levende God zomaar in kosmisch perspectief te staan. En omgekeerd, heel dat grote, dat onoverzienbare, dat waar je bij staat te kijken, het heelal, het weer, wat groeit, wat gebeurt, het klopt van het leven dat direct ook jouw leven blijkt te raken.
Net als je naar de sterren kijkt en bijna het gevoel krijgt dat je klein en onbetekenend bent, dat het op jou niet aankomt en dat je net zo goed er niet kon zijn, spreekt God jou in die sterren aan en zegt jou dat je niet eenzaam bent, dat je niet alleen bent, dat jij geen schepper bent of hoeft te zijn, dat jij de rechter niet bent en dat jij jouw leven niet hoeft te beoordelen. Nee, het draait niet om jou, dat is wel duidelijk als je naar de hemel kijkt. Als het om iemand draait dan is het om het kloppend Hart van alle leven zelf, die dat allemaal roept en tot leven brengt. Maar net als je zou gaan denken dat je een stofje aan een emmer bent en zo wel weg kunt mag je leren verstaan dat je begrepen wordt, dat je gekend bent, dat God je de moeite waard vindt, dat hij je ziet staan en jouw gebroken leven wil genezen en jouw wonden wil verzorgen.
Net als je om je heen kijkt, als de zon brandt of de regen je op de huid komt, en als je denkt: niemand bemoeit zich met mij, net dan spreekt deze psalm je aan: de God die zijn bevel op aarde zendt en kijk, sneeuw, rijp, ijs, kou, wind, diezelfde God bemoeit zich met jou: Hij maakt zijn woorden aan Jakob bekend, zijn wetten en voorschriften aan Israël. Er klopt hier leven, echt leven, en de God die dat leven geeft houdt van jou.
Als je dat nog een keer wilt zien, kijk dan naar Jezus Christus, de enige echte Zoon van deze God. Hij is vlakbij, een mens naast je. Zijn handen zijn genezende handen, zoals velen kunnen getuigen. En tegelijk: het zijn de handen van de Koning. Groot is Hij, God zelf is Hij. Het kloppend Hart van alle leven is mens geworden, vlees en bloed, goed voor jou. Als God toch groot en ver voor je blijft, ondanks alles, kijk dan maar naar zijn Zoon: Hij geneest gebroken mensen, hij verbindt hun wonden èn hij bepaalt het aantal sterren en roept ze bij hun naam. Niemand is als Hij.
Hij is God en groot en hij leeft voor altijd. De laatste Heer van alle dingen is niemand anders dan Jezus. En tegelijk laat hij hier zo de maaltijd van het avondmaal houden: kijk, voel, proef: ik geef mijn leven om jouw gebroken leven te helen, mijn bloed verzacht en verbindt jouw wonden. Het graan dat hij over al die velden heeft laten groeien komt samen in dat éne brood dat we samen delen. En we heffen de beker, want zijn kloppend leven bleek sterker dan de dood. Hij is het Hart van alles en wij, kleine mensen, gewone figuren, mensen met allemaal onze eigen butsen en deuken, wij zijn welkom bij hem. Nee, het draait niet allemaal om ons. De wereld draait door, inderdaad. En hij draait om de zon en niet de zon om ons. Maar onder de zon is er een plek, een echte plek voor jou, bij het kloppend Hart van alle leven, een goede plek. Die is er nu, en die blijft er. Als je je eigen plek hier inneemt, open en dankbaar aan deze God, Vader, Zoon en Geest, blijft die eigen plek er voor altijd. Want hij is echt het kloppend hart van alle leven.
Goed, vandaag schijnt de zon, vanavond of morgen regent het misschien. Eén dezer dagen kunnen we vast ’s avonds omhoog kijken en de sterren zien. Voor wie deze psalm gehoord heeft is dat nooit meer het decor alleen van het eigen leven. De God die de zon laat schijnen bemoeit zich met jou. De regen komt van boven als een teken. En Gods zorg voor zijn sterren laat zich alleen echt vergelijken met zijn zorg voor gebroken mensen. Het grote, waar wij geen grip op hebben, en jouw kleine leven, het klopt op elkaar bij het ene kloppend Hart van alle leven. Welkom bij die God. Vanmorgen aan zijn tafel, als een teken van al die keren dat je vandaag en morgen en alle dagen van je leven bij diezelfde God welkom mag zijn aan je eigen tafel.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 14 juni 2009