Waar je van houdt, dat wil je sparen

Preek over Jona 4:10-11

orde middagdienst
welkom
votum en groet
zingen: NGK 160
gebed
Schriftlezing Jona 3
zingen: Psalm 103,3
Schriftlezing Jona 4
zingen: Psalm 103,4
preek over Jona 4:10-11
zingen: Psalm 72,1.2.6.7 (berijming Liedboek)
geloofsbelijdenis van Nicea
zingen: Liedboek 299,1.2.9.10
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Liedboek 305
zegen

De oorspronkelijke versie van deze preek dateert uit 2003, de inval van de Amerikanen en de Britten in Irak. Ik zat voor de tv te kijken en dacht: verdraaid, ik lijk Jona wel. Het was sowieso al een vreemde ervaring dat je toen de oprukkende troepen kon volgen op het kaartje voor in je bijbel. Ze zeiden het er op het journaal niet bij, maar een plaats als Nasiriyah ligt ongeveer waar eeuwen geleden Ur lag, de stad waaruit Abram vertrok. En toen ze Mosul, in het Noorden, bombardeerden bleek dat ongeveer te liggen waar lang vóór de olie bekend was Ninevé gelegen heeft. En ergens daar tussenin ligt nu Bagdad, een stad vele malen groter dan Jona’s Ninevé, een stad niet maar met 120.000 ongeletterde proletariërs, maar met meer dan vijf miljoen inwoners, benevens, nog altijd, veel vee.

Maar goed, zoals gezegd, ik dacht: ik lijk Jona wel. Ik zal lekker achter m’n tv, in m’n eigen weldoortimmerde hut, te kijken naar hoe Bagdad en andere steden in puin gegooid werden. En vanzelf kwam toen ook de gedachte boven: wat zou God daar nu van vinden? En wat zou God nu van mij vinden? Een goede aanleiding om Jona weer eens te gaan lezen.  En zoals altijd in de bijbel leer je dan iets over God en iets over jezelf. Dat wil ik vanmorgen in de preek doorgeven.

Maar eerst even een kort terzijde. Zoals u misschien al verwacht heeft ds. Buursema me gevraagd een kleine profeet te doen en daarbij ook iets te vertellen over dat bijbelboekje. Ik doe hem graag een plezier, dus vandaar Jona. Ik wil ook best vertellen wat ik denk van dat boekje, maar ik vind dat niet zo heel belangrijk. Ik geef gewoon m’n mening en als u het niet met me eens bent, dan bent u het niet met me eens. Oké? Ik denk dat Jona ergens in de vierde of derde eeuw vóór Christus geschreven is als een soort gelijkenis van Gods grote barmhartigheid, van Gods genade. Het boekje heeft heel veel weg van de gelijkenissen uit Lucas 15, vooral van de gelijkenis van de vader van die twee verloren zonen. Als u het nu heel belangrijk vindt dat het allemaal echt gebeurd is en zo, prima, laat u vooral niet door mij aan het twijfelen brengen. Maar houd wel in de gaten dat het om Gods genade en barmhartigheid gaat. Niet voor niets werd — en wordt — Jona door de Joden gelezen op de Grote Verzoendag, dé dag van Gods genade en barmhartigheid.

En nog iets, in ieder geval werkt Jona net als zo’n gelijkenis van de Here Jezus. Het gaat zwaar over God, en het spreekt ons direct aan, met de vraag: en jij dan? hoe wordt dit vervolgd in jouw leven? Daarmee zijn we direct bij de laatste verzen van het boekje. God spreekt er over zichzelf, en Hij spreekt Jona aan. En Jona heeft wel wat van ons. Hij was de stad uitgegaan, naar het oosten, de bergen in, en was er eens goed voor gaan zitten om te zien wat er zou gaan gebeuren. Hij wilde wel eens zien of God consequent zou zijn. Kwaad moet gestraft worden. En God had gezegd dat dit nu zou gaan gebeuren. Nou, Jona was benieuwd. Jona zat daar, voor zijn televisie, te wachten op breaking news uit Ninevé.

Maar bij Jona kwam dat niet. En dus was Jona boos. Hij had het al gedacht. Van God kun je nooit zeker zijn. Hij roept van alles over straf en oordeel, maar als puntje bij paaltje komt is er genade, medelijden, geduld, goedheid en heeft God het hart niet om te doen wat Hij heeft aangekondigd. Wat is dat voor een God? Eerst Jona overal en nergens vandaan halen om hem rond te laten lopen in Ninevé met de woorden: ‘Nog veertig dagen en dan wordt Ninevé weggevaagd.’ En dan gebeurt er niets. Dat is volkomen gezichtsverlies, voor God èn voor zijn profeet. Van Jona hoeft het niet meer. Hij is nu liever dood dan dat hij leeft.

En dat alles nog eens extra om wat er verder gebeurd is. Want Jona had daar zitten kijken, een dikke maand lang. Hij had een hut voor zich gebouwd. En toen was er ook nog een hoge plant opgeschoten, vlak bij hem. Hij zag er goed bij, lekker in de schaduw. Jona was blij en tevreden geweest. Maar toen gebeurde er niets, ja, toch wel, in één nacht verdorde de plant en zat Jona in de brandende zon, tot overmaat van ramp in een gloeiende oostenwind. Alles komt bij elkaar op. Een ongeluk komt nooit alleen. Hij is liever dood dan dat hij leeft.

En dan is daar God: Jona, heb jij wel echt reden om boos te zijn? Jona, jij bent verdrietig om die hoge plant, je mist hem, al heb je voor die plant geen enkele moeite hoeven doen. Hij was er gewoon voor je. Zou Ik dan niet verdrietig zijn om Ninevé, zou ik die grote stad dan willen missen en niet sparen, terwijl daar zoveel mensen in zijn, en al die dieren! God heeft iets met die mensen. Jona niet. Jona zit van afstand te kijken. Jona heeft alleen iets met consequenties. Wat je gezegd hebt moet je doen en het kwaad moet gestraft worden. Punt. Het is of God dan zegt: Jona, goed dan, leer dan van die plant de goede consequentie: waar je van houdt, dat wil je sparen. Zo ben Ik consequent.

Daarmee eindigt het boekje Jona. Jona heeft geen antwoord meer. Stil wordt het boek dicht gedaan. De woorden klinken nog na, en wat ze betekenen: waar je van houdt, dat wil je sparen. De stilte doet vanzelf denken aan andere stiltes in de bijbel: Of is uw oog boos, omdat ik goed ben? Stilte. Jongen, wij moesten feestvieren en vrolijk zijn, want je broer hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevonden. Stilte. Want de Mensenzoon is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden. Stilte. Waar je van houdt, dat wil je sparen. Dat is vlees en bloed geworden in Jezus Christus, nietwaar?

Genade, medelijden, geduld, goedheid, afzien van wat je aan kwaad gedreigd hebt, al die grote karaktertrekken van God, ze komen allemaal samen in dat ene hier in Jona: waar je van houdt, dat wil je sparen. Hier in Jona gaat er dan nog een vorm van bekering vooraf aan Gods afzien van zijn straf. Maar dat is niet eens het belangrijkste. God zegt hier niet: Jona, jongen, je ziet toch hoe zij zich bekeren? Hij zegt: kijk naar al die mensen die echt niet weten wat goed voor ze is, kijk naar al die dieren. God kan zijn straf niet over zijn hart verkrijgen. Waar je van houdt, dat wil je sparen. Alles begint met die liefde van God. Daar komt genade, medelijden, geduld, goedheid, afzien van straf uit voort.

Ja, er zijn mensen die dat allemaal niet willen. Mensen die geen genade willen, geen medelijden, geen geduld en geen goedheid. Ze zullen dan ook niet aan de straf ontkomen. Maar Gods bedoeling is dat niet. Van Hem geldt: waar je van houdt, dat wil je sparen. Dat typeert Hem. En gelukkig maar. Tenslotte leven wij daar allemaal van.

Het kan God dan ook niets schelen of mensen dit inconsequent vinden of niet. God is niet bereid om te treden in die harde mensenlogica van wie niet horen wil, die moet maar voelen, van wat je aangekondigd hebt, dat moet je ook doen, van kwaad moet rücksichtslos gestraft worden. Hij heeft zijn eigen logica: waar je van houdt, dat wil je sparen. Stilte.

Goed, en dan wij, nietwaar? Ik zei al, ik voelde me destijds ergens net als Jona, zitten te kijken naar die oorlog daar in Irak. En zo zitten we zo vaak te kijken, toch? naar de televisie, of te lezen in de krant. Zo nu en dan krijgen wij wel breaking news. Er gebeurt iets. En soms zijn we daar best tevreden mee. Gebeurt er tenminste eens iets aan zo’n dictator, zo’n moordenaar, en zijn handlangers. Ik denk dat God ons dan vraagt: Joh, heb jij wel echt reden om blij te zijn? Het zijn ook mensen daar. Niet alleen de zogenaamd onschuldige burgers, maar ook de soldaten, ook de elitetroepen, ook het regime. Heb jij wel iets met ze? Of kijk jij echt van afstand? Waar je van houdt, dat wil je sparen. Als jij mensen niet wilt sparen, dan houd je niet van ze. Als Ik zo eens met jou om zou gaan, wat denk je dan dat er zou gebeuren?

Soms zijn we wel vooral bezorgd, bezorgd om mensen daar, bezorgd om ontwikkelingen hier en overal in de wereld. Hoe gaat dit uit de hand lopen? Hoe gaan mensen hier en verder in de wereld reageren? Ik denk dat God ons dan vraagt: Joh, heb jij wel echt reden om bezorgd te zijn? Heb jij iets met die mensen waar je bang voor bent? Kun jij niet houden van moslims, zoals Ik? Kun je echt niet leren van Jezus je vijanden lief te hebben? Nee, Ik weet het, dat is niet echt mensen-logisch, maar je zou het toch eens kunnen proberen: waar je van houdt, dat wil je sparen.

Misschien zijn we intussen wel cynisch geworden en kijken we het journaal als een computerspel. Bush versus de rest van de wereld in Red Alert. Het gaat in werkelijkheid toch allemaal om olie, de rest is verpakking. En wat maakt het uiteindelijk allemaal uit? Zolang wij er niet bij betrokken zijn voelen we ons er ook niet bij betrokken. Dan zegt God hier: kijk eens naar die mensen, mijn mensen, jouw medemensen. Daar ben jij bij betrokken, of je dat zo voelt of niet. Als je het niet voelt dan houd je niet van ze. Wees maar blij dat Ik niet zo cynisch ben. Waar je van houdt, dat wil je sparen. Dat typeert God. Hij wil, denk ik, dat het ons ook typeert.

Hoe kunnen we dat concreet maken? Niet in alle plaatsen waar we beelden van krijgen, dat is duidelijk. Misschien dat we wat geld kunnen geven voor de mensen daar. Maar daar zal het wat dat betreft voor de meesten van ons wel bij blijven. Maar hier kunnen we wel wat, denk ik. In de eerste plaats door God te bidden om zijn ontferming voor al die mensen die we langs zien komen op tv, niemand uitgezonderd, dictators en regimes niet uitgezonderd, soldaten niet, misdadigers niet, niemand uitgezonderd. Denk maar aan de mensen die je ziet op televisie, hun gezichten, hun ellende misschien, hun eigenwijsheid misschien. Zo meteen gaan we God bidden om zijn genade, zijn goedheid, zijn medelijden, zijn geduld, zijn wijsheid, kortom, om zijn ontferming.

En dan ook verder hier, hier in Nederland. Waar je van houdt, dat wil je sparen. Wij hebben ervaring met iemand die van ons houdt, zonder dat wij daar iets voor gedaan hebben, ja zelfs terwijl wij nog vaak genoeg dwarsliggen en irritant doen. We kunnen hier die ervaring delen met allerlei mensen, moslims net zo goed. Het zou wel erg triest zijn als we daar niets mee doen, en gewoon doorgaan met onze turken-moppen, onze pesterijen van buitenlanders die we tegenkomen op weg naar school of naar huis en ons gepraat over Ali’s hier of daar (om geen andere termen te gebruiken). Allemaal afgeven op mensen die we niet kennen omdat we niets om ze geven. En waar je niet van houdt, dat wil je ook niet sparen.

Gelukkig is God anders, en zijn Zoon Jezus Christus ook. We gaan Hem bezingen met Psalm 72 als de koning die werkelijk geeft om mensen. Laten we bedenken dat we dan ook over onszelf zingen. Tenslotte hebben we de Heilige Geest ontvangen om metterdaad in Jezus’ geest te leven: waar je van houdt, dat wil je sparen. Amen.

gehouden in: Amsterdam-ZW i.c.m. De Bron, 16 augustus 2009
eerder gehouden in: Amersfoort-W (huidige tekst!), 18 juni 2006

in een eerdere versie gehouden in: Loenen-Abcoude, 23 maart 2003

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *