Preek over zondag 47 Heidelbergse Catechismus
orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 100,1.2
gebod
zingen: Psalm 100,3.4
gebed
Schriftlezing Openbaring 15
zingen: Psalm 99,8
preek over Zondag 47
zingen: Liedboek 48,1.2
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 301
zegen
Wederzijdse persoonlijke belangstelling tussen God en ons, dat leert de Here Jezus ons als Hij ons leert bidden. Zo zagen we dat vorige week. Dat leert ons allerlei vormen van egoïstisch bidden af, waarbij ons bidden in feite draait om ons zelf. Vóór we ook maar toekomen aan een ‘geef ons dit of dat’ is er in het ‘Onze Vader’ eerst driemaal een ‘laat voor u dit of dat gebeuren’. De Here Jezus richt ons eerst op God, dan komen wij vanzelf aan de beurt.
Wat we daarbij dan als eerste mogen merken is, dat je richten op God betekent dat je meegenomen wordt in onvoorstelbare en ontzagwekkende perspectieven. Je richten op God betekent dat je wereld heel groot wordt, heel veelkleurig en oneindig diep. Want God is niet een mens. Hij is onvergelijkbaar groter dan de meest indrukwekkende mensen. En Hij is dan ook met behoorlijk omvattender projecten bezig dan drukke baasjes van mensen nog wel eens zijn. Zijn werken omvat het uitdijend heelal, en speelt in op heel de wereldgeschiedenis in grote èn in heel kleine dingen.
Als de Here Jezus ons op God richt, leert Hij ons dus als eerste bij ons bidden onze ogen over de wereld te laten gaan. Hij leert ons rondkijken en wat wij zien met God in verband te zetten, of wij het nu begrijpen of niet. Dat is niet zomaar iets. We doen er goed aan er eens bij stil te staan.
Want er is een intussen al oud en heel diep geworteld misverstand dat ons wijs maakt dat het in het christelijk geloof vooral gaat om de verhouding van God en ons eigen individuele zelf. In de geschiedenis, en soms nog ‘live’ kun je het tegen komen in de vorm van wat ik nu maar ‘zielig’ christendom noem: het gaat daarbij steeds maar over God en ‘mijn ziel’ en hoe het tussen die twee gaat. Tegenwoordig kom je dit misverstand meestal tegen in een andere vorm, de vorm van: godsdienst is een privé-zaak. Wat je gelooft is jouw zaak, dat moet je zelf weten, en je moet het ook maar voor jezelf doen, thuis, of in je eigen club, de kerk.
Als iemand ons daar eens op de man af naar vraagt, zeggen we natuurlijk dat zulke praat niet waar is. God is de Schepper. Hij gaat over alles. En we hebben vaak al van jongs af aan geleerd dat ook ons werk en onze school, ook de politiek en de economie, ja, dat alle terreinen van het leven met God te maken hebben. Maar als nu eens niemand ons er naar vraagt, en we alleen maar eens kijken naar ons eigen leven, en onze eigen omgang met God. Wat zien we dan? Ik geloof dat we dan meestal toch zien, dat God voor ons een privé-zaak is. Ons geloof is belangrijk voor onszelf, we ontlenen er onze stabiliteit aan, onze persoonlijke levenshouding soms. Maar o zo vaak gaat het tussen God en ons over ons eigen leventje, en niet meer. Probeert u maar eens: hoe wijd is de horizon van ons bidden? Wat noemen we, wat bespreken we met God? Dat zoveel van ons bidden van vragen en bedanken aan elkaar hangt heeft niet alleen iets ego-centrisch over zich, maar wijst er ook vaak op dat wij in een heel klein geloofs-kamertje leven, waar wij niet buiten komen.
Nou, alleen al om ons dat eens te realiseren is het goed om vanmorgen de ruimte eens op te zoeken. Deuren en ramen moeten open. De ruimte van Gods schepping en de breedte van de geschiedenis moeten binnen onze horizon komen, want de Here Jezus leert ons te bidden om de heiliging van Gods naam. De naam van onze Vader in de hemel moet met ere genoemd worden. En net als bij iedereen wiens naam met ere genoemd wordt: dat gebeurt om wat Hij gedaan heeft en doet, om Zijn staat van dienst. Als Gods naam valt, dan zijn Zijn werken nooit ver. Gods naam moet geheiligd worden niet maar omdat Hij zich temidden van klapwiekende engelen heeft teruggetrokken in een heiligdom, maar omdat Hij in de volheid van zijn goddelijkheid aan het werk is op deze aarde. Daarop leert de Here Jezus ons als eerste richten.
Daarmee komen we in veel grotere verbanden terecht dan in het verband van ons eigen huisje-boompje-beestje. Zo groot zelfs, dat ik vanmorgen maar eens begin met te zeggen: wie bidt ‘laat Uw naam geheiligd worden’ weet niet wat hij uitspreekt. Om het gelijk maar even in een officieel thema en verdeling te gieten: In de bede ‘Laat Uw naam geheiligd worden’ plaatst de Here Jezus ons voor God de onvoorstelbare, en leert ons: Al weet je niet wat je in je bidden uitspreekt, spreek uit wat je weet.
Je weet niet wat je zegt als je het Onze Vader bidt. Ik zeg het expres even zo vreemd. En ik denk daarbij aan wat we gelezen hebben uit Openbaring 15. Daar vinden we in zekere zin de vervulling van deze bede. In een teken in de hemel ziet Johannes hoe de overwinnaars van het beest staan aan de glazen zee, en het lied van Mozes zingen en het lied van het Lam. In dat lied wordt met de daad Gods naam geheiligd en gaat het ook nog over de heiliging van Gods naam. Niet alleen heiligen deze overwinnaars zelf de naam van God: ‘Groots en indrukwekkend zijn uw daden, Heer, God, Almachtige! Rechtvaardig en waarachtig is alles wat U doet, U, Koning van de volken! Wie zou U niet vrezen, Heer? Wie zou uw naam niet eren? Want U alleen bent heilig.’ Maar het gaat ook over de algemene heiliging van Gods naam: ‘Alle volken zullen komen om voor U neer te knielen, omdat uw rechtvaardige oordelen openbaar zijn geworden.’
En als je dan kijkt waar het eigenlijk allemaal over gaat, dan kom je ook huiverend stil te staan voor de grote en rechtvaardige oordelen van God. De zeven schalen vol met de verontwaardiging van de eeuwig levende God worden al aangedragen. En wie van ons heeft meer dan een vermoeden van wat dat betekent? We zien de onvoorstelbare puinhoop en chaos op aarde, we horen het onrecht en de onderdrukking. We ervaren de afbraak van de schepping soms aan den lijve. En ook daarin is God aan het werk, hoe dan ook. Als het bidden van ‘laat Uw naam geheiligd worden’ betekent dat wij ons in feite aansluiten bij dit hemelse gebed, als het betekent bidden om de erkenning van God in zijn complete God-zijn, dan vragen we niet alleen om iets als: zorg dat U erkend wordt als de goede God, de Vader van Jezus Christus, maar ook: zorg dat U erkend wordt als de rechtvaardige God, de eerlijke God, de Vader van Jezus Christus. En niemand van ons weet, wat dát inhoudt. We weten niet wat we zeggen.
Laat ik dit nog eens anders zeggen, want het is belangrijk. God zegt ons: als ik dan een Vader ben, waar is dan mijn eer als Vader? En in ons bidden stemmen we daar mee in: Ja, Vader, wij willen U de eer van Vader geven, en wij willen ook dat iedereen U die eer geeft. Maar God zegt ons ook: als ik dan de Koning ben, waar is dan mijn eer? En: als ik dan de Rechter van hemel en aarde ben, en: als ik dan de albeheerser ben, en: als Ik dan de Heilige ben. En telkens weer leert de Here Jezus ons in te stemmen: Ja, Vader, wij willen U de eer geven van Koning, van Rechter, van Heilige en Albeheerser, en we bidden dat iedereen dat gaat doen. Doe wat daarvoor nodig is. En niemand van ons weet, wat dát inhoudt. We weten niet wat we zeggen.
En laten we er wel op letten: we kúnnen dat ook niet weten. Want wij zijn nog niet de overwinnaars die hun lied zingen. Wij kunnen voor ons persoonlijk nog niet zeggen: Heer, uw rechtvaardige oordelen zijn openbaar geworden. We weten dat de Vader van onze Heer, Jezus Christus, goed is en groot en machtig, en de Koning van de koningen, de albeheerser, dat Hij rechtvaardig is en eindeloos eerlijk, èn we weten dat Hij bezig is op aarde, zo als Hij is, en zijn sporen trekt door de geschiedenis. Maar zijn werken is voor ons nog een verborgen werken. Wat precies Gods aandeel, Gods hand is, in wat er hier op aarde gebeurt, kan niemand zeggen. Prediker waarschuwt ons herhaaldelijk voor de illusie dat wij zouden kunnen zeggen: dat is het nu, dit is God. En ook Johannes laat visioenen verzegelen en houdt essentiële informatie achter.
Als de Here Jezus ons leert bidden: ‘Vader, laat uw naam geheiligd worden’, heel uw naam, uw werken in al hun facetten, vraagt Hij onze aandacht voor de onvoorstelbare God, de heilige, de Albeheerser. Hij leert ons bidden om het openbaar worden, om het blijken van zijn verborgen werken, zo dat iedereen God eren kan om wie Hij is. En Hij leert ons ook dat wij en alle mensen Gode moeten zingen, al zijn wij vreemdelingen in schande en in schade, en al begrijpen wij het niet.
We zijn gewend dit soort dingen eerder te verbinden met een andere bede, die van ‘laat uw wil geschieden’. Maar die gaat juist heel ergens anders over. Daar gaat het om wat God heeft gezegd dat Hij wil, zijn geboden, zijn duidelijk gemaakte wil. Als het gaat om de dingen die wij niet begrijpen in ons leven en de wereld om ons heen, staan we juist voor deze eerste bede: Vader, help me om U te blijven erkennen, ook in uw onvoorstelbaarheid, en U te blijven eren, ook in uw onnavolgbaarheid. En ik weet het: dat is zo vanaf een preekstoel makkelijk gezegd, en in de kerk makkelijk aangehoord. Maar als het in je leven vlees en bloed moet aannemen blijkt dat heel ingrijpend te zijn. Wij weten niet wat wij zeggen, we overzien het niet, en beseffen het niet.
Maar het hoort bij onze eigen plaats voor God, zoals we die de vorige weken steeds uitgewerkt hebben: wij bidden dit gebed als mensen die vernieuwd moeten worden. En we laten die vernieuwing aan God over. Hij zal ons niet verdelgen, maar Zijn woord zal ons genezen. Maar wij weten niet hoe, en we weten niet wat er voor nodig zal zijn. Dat weet Hij. En, zo blijkt vanmorgen, we bidden dit niet maar als wat losse individuen die vernieuwd moeten worden. We zijn onderdeel van Gods schepping die helemaal vernieuwd moet worden. En wat daarvoor nodig is, ja, dat is algemeen en vaag wel duidelijk: dan moet er verzoening komen, en vrede en gerechtigheid, en moet de aarde van alle zondaars rein worden. En we laten ook die vernieuwing aan God over, al voelen we de aarde schokken onder oorlog en onrecht, en horen we de schepping zuchten onder vernieling en langzaam stukbreken onder kwaad en vloek. Nee, we weten werkelijk niet wat we zeggen als we deze bede bidden.
Maar al weten we nog zo weinig wat we uitspreken, de Here Jezus leert ons wel uitspreken wat we weten. Want de Vader van onze Heer mag een verborgen werk op aarde doen, Hij mag zijn eigen activiteiten verbergen onder schokkende en ingrijpende gebeurtenissen, zo dat het ons met stomheid slaat: Heer, onvoorstelbaar, Heer, bent U dáárin aan het werk? Moet dit, Heer? Maar Hij heeft zichzelf volledig gegeven aan ons in Jezus onze Heer. Wat God met ons wil, is in levende kleuren en in scherpe contrasten duidelijk geworden in Jezus, die ons dit leert bidden: Hij wil ons vernieuwen tot werkelijk goede mensen. En ons niet alleen. Dit omvat hemel en aarde. Als wij bij ons bidden rondkijken en alles, werkelijk alles wat wij zien in verband brengen met God, dan staan wij niet voor de huiveringwekkende macht van de willekeur of voor het duistere sadisme van het kwaad, maar mogen we bij alles bedenken dat daarin en daarachter de God werkt die wij kennen in Jezus. En dat zegt alles over de uitkomst en alles over wat er nu al werkelijk gebeurt.
In Jezus hebben wij gezien hoe groots en indrukwekkend Gods daden zijn: niet de daden van de stil verheven God, tussen die klapwiekende engelen, maar de daden van de God die komt om te redden in liefde en overgave. En in Hem hebben wij gezien hoe rechtvaardig en waarachtig alles is wat Hij doet: zelfs zijn eigen Zoon voor ons allen overgegeven, omdat het anders allemaal oneerlijke flauwe kul zou worden: kwaad moet verzoend in alle eerlijkheid. Laten we maar weer gaan staan aan de voet van het kruis, bij ons bidden. Dan zien we heel concreet tegen Wie we het hebben.
En dat leert ons niet alleen bij ons geluk en bij onze voorspoed te zeggen: dank U wel, Heer, dit danken wij aan U. Maar het leert ons ook bij diepe tegenvallers en angstaanjagende ontwikkelingen in ons persoonlijke leven èn in de grote wereld waarin wij leven, te zeggen: Heer, doe wat goed is in uw ogen, leer ons, vernieuw ons, vorm ons, want uw oordelen zijn rechtvaardig en waarachtig en uw daden zijn groots en indrukwekkend. Omdat wij dat altijd precies zo zien en voelen en ervaren? Welnee, we weten niet wat we zeggen. Maar we zeggen ook wat we weten: ongetwijfeld zijn Gods oordelen rechtvaardig en waarachtig en zijn daden groots en indrukwekkend, want Hij is zo. Kijk maar naar Jezus.
Laten we ons dan aan Hem vastklemmen zoals Hij zich aan ons gegeven heeft in Jezus Christus, onze Heer. Want wij leven in de tijd van de zeven plagen van de zeven engelen. De schepping kreunt onder kwaad en verwoesting, verval en vertering. En zomaar raakt het ook ons en staan de verwoesting en de dood in ons leven. Wie dan met zijn geloof in zijn eigen kleine hoekje zit is eindeloos kwetsbaar. Wie dan zijn geloof alleen in zijn privé-leven vorm geeft heeft zomaar een diepe ruzie met de God die teleur stelt.
Maar wie de ramen en deuren van zijn levenshuis open zet, die kan in alle verbijstering toch ook de God bezig zien die op weg is naar zijn goede toekomst. Hij is niet maar de goedige God, die zich alleen maar bezig houdt met het verzorgen van de gewonden van de wereldgeschiedenis. Hij is de grootste en indrukwekkende God, rechtvaardig en eerlijk, die onderweg is naar zijn Koninkrijk, en die mensen daarin meeneemt. Zo moet zijn naam geheiligd worden. Zo moet Hij geprezen worden. Of wij dat allemaal begrijpen? Of wij allemaal weten wat wij dan zeggen? Welnee. We zeggen wat we weten, weten in Christus Jezus, onze Heer. Dat zal blijken zo te zijn, omdat Hij, onze Vader in de hemel zo is: groots, indrukwekkend, rechtvaardig, waarachtig. Amen.
gehouden in: Loenen-Abcoude, 9 mei 1999
Loenen-Abcoude, 21 september 2003de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken