Bidden doe je nooit alleen

Preek over zondag 46 Heidelbergse Catechismus

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 25,1.2
gebod
zingen: Psalm 25,5.7
gebed
Schriftlezing Openbaring 5:1-14
zingen: Psalm 141,2
preek over Zondag 46
zingen: Liedboek 48,1-4
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 299
zegen

Bidden doe je nooit alleen, nietwaar? Zelfs als je helemaal alleen bent, in je kamer, buiten, waar dan ook – zelfs als je helemaal alleen bidt, bid je nooit alleen. Ook al zeg je: Vader, ik bid U, ik . . . – je bidt nooit alleen. Dat weten we wel, maar het kan geen kwaad er nog eens even apart aan te denken vanmorgen. Bij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus komen we altijd binnen als bij onze Vader. En dat heeft veel meer betekenis dan dat Hij uw Vader is en jouw Vader en mijn Vader en de Vader van uw betovergrootmoeder en de Vader van nog een heleboel individuen. Met Christus mee komen we bij Hem binnen als een gemeenschap, als een veelkleurig geheel, als mensen die altijd samen zijn.

Bij bidden hoort altijd een besef van Kerk, van een groter geheel, van een gemeenschap waarin je bent opgenomen. Die gemeenschap bidt, overal, altijd, in alle toonaarden, in alle talen, op allerlei manier. In de grote ruimte van de Kerk van alle tijden en plaatsen is het niet stil. Integendeel, er wordt gesproken en gezongen, geroepen en gezucht, gehuild en gejuicht. Het lijkt er, gek genoeg, wel eens op, dat je juist in de gewijde stilte van een grote kathedraal al die stemmen het beste hoort. Ze worden er vanzelf een veelstemmig koor.

Bidden is dus niet maar iets doen, zelf, alleen, op je eentje, als niet meer dan een armzalig individu. Bidden is meedoen, meegaan, meegenomen worden, samen naar de troon van de genade, waar het Lam is, en de vier levende wezens, en de vier en twintig oudsten, en waar de gebeden van de heiligen samen reukwerk voor God worden: onze Vader. Aan dat besef van Kerk, van een biddende gemeenschap waar jij een plek in hebt, wil ik vanmorgen eens even herinneren.

Dan gaat het me er in de eerste plaats dus om, dat bidden meedoen is. Niet maar zelf iets doen, maar mee-doen. De vorige keer heb ik er bij deze zondagen bij stil gestaan dat wij als het ware met de Here Jezus mee bidden als we zeggen: onze Vader. Hij zelf zei: mijn Vader. Als zijn leerlingen dan vragen: leer ons bidden, dan zet Hij ze naast zich, als zijn broers en zussen, en dan wordt het onze Vader. Nu gaat het me er meer om dat wat toen begonnen is, zo is doorgegaan. Die groep leerlingen is uitgegroeid tot een immense Kerk, de gemeenschap van allerlei mensen die bij de Here Jezus horen. Samen met Hem bidden ze nog steeds, nu ook zelf samen: onze Vader.

Dat gebeurt gewoon, hier, daar, toen, nu, op aarde en in de hemel. De Kerk is een biddende Kerk. En iedereen die bij Jezus hoort en ook bidt, doet daarin mee. Dat dit gewoon gebeurt, overal, lijken Roomsen vaak beter te beseffen dan protestanten. In kloosters en kerken wórdt daar ook, over heel de wereld, gebeden; vaak dezelfde gebeden op dezelfde tijden. Even een kerk inlopen om te bidden heeft ook die symboliek van even je invoegen en meedoen om weer verder te kunnen.

Intussen mogen wij er ook wel eens aan denken. Wanneer we aan tafel zitten en bidden doen we maar niet zelf iets. Welnee, dan doen we mee met ontelbare anderen, die net als wij aan tafel zitten, misschien wel op hetzelfde moment. En we doen mee met nog onoverzienbaar meer mensen die vóór ons er waren en een zegen vroegen over hun maaltijd. Het is maar een voorbeeld. ’s Avonds of ’s morgens, als je voor jezelf bidt, ook als je alleen in bed ligt of aan je tafel zit – als je bidt, doe je mee met al die anderen: onze Vader.

En doe dan ook maar rustig echt mee. Gebruik maar een gebed van vroeger, schaam je niet voor een formuliergebed wat je aanspreekt. Het is niet erg als je merkt dat je bidden hebt geleerd van je vader of moeder, omdat je dezelfde zinswendingen gebruikt. Daar merk je juist aan dat bidden echt meedoen is: je leert het door met je naasten in de Kerk mee te doen. Zo hoort dat ook. Je bent geen individu.

Ik herinner daar maar eens aan, omdat je tegenwoordig zo maar het gevoel krijgt dat dit allemaal niet goed is. Je moet zelf een persoonlijke relatie met God hebben. En vervolgens komt heel de overspannen manier waarop wij überhaupt met relaties omgaan binnen in je bidden. Jij moet zelf, authentiek, in je eigen woorden, bidden, anders is er iets niet in orde. Meedoen is meelopen, en dan zit het vast niet diep genoeg. Maar bidden is meedoen. En waarom zou jij niet houden van God als je aan tafel niet verder komt dan ‘o Vader, die al ’t leven voedt, kroon deze tafel met uw zegen’?

Als Christus ons leert samen onze Vader te bidden, dan leert Hij ons meedoen, met Hem en met elkaar. Dan leert Hij ons beseffen dat we niet maar op onszelf kind van God zijn, maar dat we gezinsleden van God zijn. Als één van de broers en zussen mogen we meedoen met de anderen, Hij voorop.

Bidden doe je nooit alleen. Bidden is meedoen. Bidden is ook mee gaan. Dat is het tweede waar ik even aan herinneren wil. Het is gelijk de reden waarom ik dit stukje Openbaring gelezen heb vanmorgen. Dan zien we even naar Wie we gaan als we bidden. We bidden samen tot onze Vader die in de hemel woont. Hij is niet zo maar iemand. Hij is degene die op de troon zit en die in het voorgaande hoofdstuk uitvoerig en uitbundig bezongen is. Hij is degene die de verzegelde boekrol in de hand heeft waar alles in staat dat gebeuren gaat, de Albeheerser. Hij is de God die je leven in kosmische perspectieven plaatst.

En Hij is door Christus onze Vader geworden. Door het Lam dat overwonnen heeft mogen wij tot Hem gaan en bij Hem horen als een koninkrijk van priesters die als koningen heersen op de aarde. Bidden betekent meegaan naar Hem, mee gaan met het Lam, mee gaan met de vier en twintig oudsten, mee gaan om wat jou op het hart ligt aan Hem voor te leggen. Met vrijmoedigheid gaan tot de troon van de genade, zegt Hebreeën 4 dan. Dat is hier.

En inderdaad, hier, als je God in zijn grootheid ziet, zeg je niet zo makkelijk ‘ik’. Alleen gaan naar God en Hem vragen: Heer, ik wil graag dat U dit of dat voor me doet, dat lukt hier gewoon niet zo goed. Daar moet je of heel brutaal voor zijn, of je moet gewoon niet beseffen tegen wie je praat als je bidt.

Maar het is dan ook helemaal niet de bedoeling dat jij alleen gaat naar deze God. Het is de bedoeling dat je mee gaat. Mee met Christus, het Lam dat geslacht is, mee met al die anderen die bij Hem horen, in het besef dat je samen door Hem gekocht bent met zijn bloed. Samen mogen we onze Vader tegen deze God zeggen. En als we Hem zien zoals Hij is gaan we vanzelf verder: laat Uw naam geheiligd worden, Uw wil geschieden, Uw koninkrijk komen. En dan blijkt er in alle bescheidenheid ruimte genoeg voor ons: brood voor vandaag, vergeving, bescherming.

Bij deze God, de enige en de levende, kom je niet alleen binnen. Je komt bij Hem mee binnen, mee met al die anderen die bij Jezus horen. Al die anderen die in de Kerk van altijd en overal vanouds hebben leren zingen en bidden. Niet voor niets horen de spreekkoren en liederen uit Openbaring 4 en 5 van het eerste begin af tot het vaste repertoire van de Kerk. Alleen als je met al die anderen meegaat kun je tegen deze God ‘ik’ zeggen. Alleen als je begint met onze Vader is er echt ruimte voor jou. Nee, niet als individu, om wie alles draait, maar als één uit die gemeenschap, één die ook gekocht is met Jezus’ bloed, en die daarom hier brood voor vandaag, vergeving en bescherming nodig heeft.

En wat daar niet bij past, het gebed wat je bij het zien van wie God zelf is op de lippen besterft, bid dat ook maar niet, maar denk er nog eens eerlijk over na. Niet alleen uw hemelse Vader weet wat u nodig hebt, maar ook het Lam, dat daar staat als geslacht, ziet met zeven ogen hoe uw leven in elkaar steekt. De zeven Geesten van God zijn uitgezonden over de hele aarde, inclusief jouw straat en jouw huis. Dat beseffen scheelt veel kleinzielige en ikkerige gebeden. Ga toch mee met de Kerk, die grote gemeenschap die bij Christus hoort. Dan kom je bij deze God binnen en dan wordt voor de rest wel gezorgd. Er komt brood voor vandaag, vergeving waar je maar nodig hebt en bescherming door alles heen, en nog veel meer waar je zelf echt niet aan gedacht had.

Bidden doe je nooit alleen. Bidden is meedoen. Er staan onvoorstelbaar veel mensen om je heen. En samen zeg je: onze Vader. Bidden is meegaan. Met al die mensen samen kom je binnen bij God zelf, de levende, die op de troon zit, en bij het Lam, en de zeven Geesten van God zien ook jou. En samen zeg je: onze Vader, die in de hemel woont. Naar mate je dat meer beseft merk je ook dat bidden meegenomen worden is.

Dat merk je heel in het klein als je leert bidden. Heel vanzelfsprekend of juist helemaal niet, net naar je levensgang, dat maakt hier niet uit. Je leert altijd bidden van anderen om je heen. Ze bidden eerst voor jou, dan met jou, dan ga je meedoen en merk je dat je zelf bidt, misschien tot je eigen verrassing. In de Kerk, in die grote gemeenschap, nemen we elkaar mee.

Maar dan, een slag groter, blijkt er hier nog iets aan de hand te zijn. Als wij meedoen en samen bidden: onze Vader en zo mee gaan naar God zelf worden daar onze gebeden nog eens extra onder de aandacht gebracht door die vier en twintig oudsten, vertegenwoordigers van de Kerk bij God. Ze werpen zich neer voor het Lam dat de boekrol gaat openen en dus gaat bepalen wat er op aarde gebeurt, en ze brengen de gebeden van de heiligen als reukwerk onder zijn aandacht. En niet maar een beetje, nee, met gouden schalen vól reukwerk. Een doordringende, onontkoombare geur.

Wie bidt en daarin meedoet met de Kerk en meegaat naar de levende God, wie werkelijk onze Vader zegt, en Uw naam, Uw wil, Uw koninkrijk, wie meedoet in de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheid, die wordt nog eens extra meegenomen en onder de aandacht van Christus zelf gebracht. Met dat besef van Kerk zit het in de hemel wel goed. Die vier en twintig oudsten weten het wel: zij horen bij ons. En ze doen er naar. Wat wij gebeden hebben, of het nu groot of klein is, het wordt het Lam onder de neus gewreven. Doe er iets mee, want U hebt hen toch voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie, nou dan.

Nou ja, het was maar een herinnering vanmorgen. We wisten het al lang. Wie begint met onze Vader, die heeft het niet de hele tijd over zichzelf. Wij staan niet op onszelf, wij horen ergens bij. Er is een biddende gemeenschap, de Kerk. Wie zelf bidt, mag daarin mee doen, mag daarin mee gaan, en wordt daarin meegenomen, op aarde en in de hemel. Dat hoort bij onze Vader, die in de hemel woont. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 25 mei 2003
Mijdrecht, 8 februari 2004
Zeewolde, 18 december 2005

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *