Preek over zondag 42 Heidelbergse Catechismus
orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 119,1-3
gebod
zingen: Psalm 119,4-6
gebed
Schriftlezing Lucas 16
zingen: Liedboek 448
preek over Zondag 42
zingen: Psalm 84,3.6
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 106
zegen
We kennen het eigenlijk vooral bij boeken. Soms ook bij andere dingen: een horloge, een ring, een cadeau. Er staat dan een inscriptie in, een tekst voorin geschreven: dit boek, dit horloge, is gegeven door die en die aan zus en zo. Dat is een leuk beeld om eens even te onthouden voor bij dit gebod. Want je kunt je zo voorstellen dat zo’n tekst eigenlijk op alle dingen staat, met letters die je in geloof kunt lezen. Dit is gegeven door God, de schepper, de onderhouder, aan die en die, aan jou, aan die ander. En als je je dat zo voorstelt, dan ben je precies bij de gloeiende kern van dit gebod uitgekomen.
Wat je hebt, wat je zelf hebt, dat heb je van God gekregen. Uiteindelijk altijd van God. Ook al heb je er zelf voor gewerkt of heb je het van iemand anders cadeau gekregen, als puntje bij paaltje komt heeft God daar altijd de hand in. Hij is de gevende God. In het begin heeft Hij alles gemaakt, en sinds dat begin houdt Hij alles in stand en leidt het naar zijn doel. God is overal bij betrokken en heeft overal de hand in. Alles wat jij hebt, heb je van Hem. Er staat als het ware in geschreven: van God voor … jou, ter gelegenheid van … En alles wat een ander heeft, daar staat zo’n zelfde tekst in.
Dat vertelt God ons in het verhaal van de bijbel. Dat verhaal begint bij de schepping, maar het houdt daar niet op. Gelukkig niet. Toen de mensen zelf wilden leven zei God niet: zoek het dan maar mooi zelf uit. Nee, Hij bleef zijn gaven geven, ook aan slechte mensen. Hij is echt de gevende God, eenvoudigweg en zonder verwijt. Dat Hij liefde ís, zie je ook hierin. Maar de bijbel vertelt verder. Gods gaven komen nu wel in een ander kader te staan. Het zijn gaven voor onderweg, om te kunnen overleven hier, zolang als dat nodig is. Het zijn gaven om bij zijn doel te komen, het doel van een nieuwe hemel en aarde, waarop alles weer goed is. Wat God ons allemaal geeft, het is allemaal een soort van manna, nodig voor onderweg, maar bedoeld om uit de woestijn te komen, en niet om daar altijd te blijven. We zijn onrechtvaardige rentmeesters geworden, die van hun taak ontheven worden en hebben ons bezit om er vrienden mee te maken. We moeten onderweg trouw zijn in het kleine om straks te kunnen genieten van het grote. En wie zich als die rijke man wil opstellen, die loopt ernstig het risico straks bij hem terecht te komen.
Het is dus niet zomaar een neutrale inscriptie die op al onze spullen staat. Niet zomaar de mededeling: dit heb jij van God gekregen. Punt. Of: geniet er maar van, maak het maar op. Nee, er zit altijd iets bij van: dit heb jij van God gekregen ter gelegenheid van …, omdat je dat daar en daar nodig had, nodig voor onderweg. Of, nog anders: er zit iets bij van: dit heb jij van God gekregen om er onderweg dit en dat mee te doen, er anderen mee te helpen of uit te nodigen, of desnoods indirecter: om er de energie uit te halen om door te gaan of anderen mee te nemen.
Het is dit verhaal van de bijbel dat God gebruikt om dit gebod in ons hart te schrijven, om ons te leren om ook niet anders te willen dan Hij hier in dit gebod gebiedt. Als we dat niet willen is dat altijd een teken dat we dit verhaal van de bijbel niet echt geloven. Dan denken we: God kan ons nog meer vertellen, dit en dat hebben we hier toch echt nodig, hier, om hier te blijven, het goed, het beter te hebben. En dan nemen we het, pakken het van een ander, of van een groep anderen samen. Op dat snoep staat dan eigenlijk wel: door God gegeven aan je moeder, maar dat is natuurlijk onzin, een flinke vergissing van God. Hij had er op moeten schrijven dat het voor jou bedoeld was.
En goed, als je dan het een en ander pakt, doet of het van jou is, dan slaat niet meteen de bliksem in of valt je hand eraf. Zo gaat God niet met ons om. Hij vertelt ons wel met taaie volharding het verhaal van de bijbel en herinnert ons steeds weer aan wat Hij op al die dingen geschreven heeft: gegeven door God aan die en die ter gelegenheid van … En als je naar dat verhaal luistert dan ontdek je er nog in ieder geval twee dingen in. Die ga ik nu verder in de preek wat uitwerken. God geeft jou jouw eigen spulletjes. Wat je meer wilt houd je minder over. Wat je voor jezelf houdt raak je zeker kwijt.
Laten we nog eens even terug gaan naar dat beeld van die tekst, de inscriptie die God op al onze spullen zet: gegeven door God aan die en die ter gelegenheid van … Je kan zeggen: die tekst zie je alleen als je met ogen van geloof in het leven staat. Maar toch is er meer aan de hand. Er is ook iets wat iedereen merkt, ook als-ie niet gelooft. Laten we eens naar een voorbeeld kijken. Stelen is iets wegpakken wat van een ander is, omdat je dat voor jezelf wilt hebben, nietwaar? Als je een rol drop van je moeder steelt, dan pak je die, zonder te vragen, zelf uit de kast. Dan heb jij die rol drop. Ben jij nou rijker geworden met die rol drop? Eigenlijk is hier iets geks aan de hand. Als je iets pakt, lijkt het net alsof je iets erbij hebt, of je meer hebt. Jij hebt nu die rol drop. En toch, als je in de kerk in de rij bij je vader en moeder zit, dan durf je van die rol niet uit te delen. En je durft ook maar nauwelijks, stiekem, een dropje ervan in je mond te steken. Je hebt misschien die rol drop wel, maar er is iets mee. Het is niet gewoon een rol drop die je eerlijk gekregen of gekocht hebt.
En zo is het ook met andere voorbeelden. Stel, je bent een hele knappe boef, zo een waar we allemaal, groot en klein, stilletjes in ons hart wel bewondering voor hebben. En je hebt een goed plan uitgedacht, zo slim, dat geen politieagent er achter kan komen. Via een tunnel, een paar steegjes en drie vluchtauto’s beroof je een bank, en je ziet kans om met, zeg, dertig miljoen euro te ontkomen. Nou, dertig miljoen euro is een heleboel geld. Dan ben je wel rijk zeker? Ja? Is dat echt zo? In werkelijkheid valt dat vies tegen. Dan zit je met al je geld in je huis, ergens ver weg, in Zuid-Amerika of zo, want in Nederland kun je natuurlijk niet blijven. Je vader en moeder zouden vragen: hoe kom jij aan al dat geld? En je vrienden ook. En vroeg of laat zouden ze er toch achter komen. Het is met dat geld net als met die rol drop: er is iets mee. Het is niet gewoon geld, dat je eerlijk gekregen of verdiend hebt. Daarom verstoppen mensen meestal wat ze gestolen hebben. Wat je meer wilt hebben houd je minder over.
Stelen, pakken, het lijkt alsof je er rijk van wordt, maar eigenlijk word je er alleen maar armer van. Je pakt iets om het helemaal voor jezelf te hebben, maar het wordt nooit echt helemaal van jezelf. En daar merk je aan dat wat er op de dingen staat er echt wel op staat: door God gegeven aan die en die ter gelegenheid van … Alles waar niet op staat dat het aan jou gegeven is door God, dat wordt nooit van jou, dat hou jij niet over, maar dat klaagt je aan, als dat boek van die ander dat je nooit hebt terug gebracht. En God zelf spreekt je daarin aan: joh, dat wíl je toch niet, zo voor gek staan? Nou, doe dat soort dingen dan ook niet. Wat je meer wilt dan Ik je geef, dat houd je altijd minder over.
En daar zit dus nog een kant aan. Want op die spulletjes blijft even goed staan: gegeven door God aan die en die ander dan jij, ter gelegenheid van iets. God vond het nodig dat aan die ander te geven of aan die anderen. Zij hadden dat nodig voor Gods doel. Ja, maar jij vond dat niet interessant. Die ander, die anderen, die kunnen verrekken. Of ze Gods nieuwe wereld halen of niet, dat zal jou een zorg zijn. En dat heeft echt niet alleen betekenis voor individuele mensen die jij door te stelen hun levensonderhoud ontneemt. Het geldt ook algemener. Ik weet nog heel goed dat lange jaren geleden m’n vader thuis kwam met een verhaal van een klant van hem, een vishandelaar, een integere vent. Christenen konden hem gestolen worden, en vooral vrijgemaakte christenen. Zwart werken, de boel beduvelen en onderhands woekerprijzen rekenen, daar waren ze goed in. En in de God van die christenen had hij ook geen interesse meer. Heel fijn. Nee hoor, met zwart werken en zo doe je niemand kwaad. Maar niet heus. Wat je pakt, steelt, jat, dat houd je echt niet meer over. Het wordt keihard afgeboekt op je rekening in de hemel, het klaagt je aan bij God. Het was door hem gegeven aan die en die ter gelegenheid van iets. Als het bij jou gevonden wordt is dat schuld. Je houdt het minder over. Als je had geluisterd naar het verhaal van de bijbel, had je dat geweten en het niet eens gewild.
Het tweede dan. Wat je voor jezelf houdt raak je zeker kwijt. Daar zit iets heel simpels achter. Je hebt hier op de wereld niets meegebracht, je kunt er ook niets uit meenemen. Wat je van God krijgt, krijg je voor onderweg, en om er onderweg iets goeds mee te doen. Dan heeft het zin en draagt het vrucht. Anders niet. Wat je deelt, dat levert je resultaat op in de eeuwige tenten, waar je dan vrolijk opgenomen wordt. Wat je voor jezelf houdt, dat levert je niets op, je raakt het zeker kwijt.
Ook hier kun je zeggen dat die letters van Gods eigen tekst op je spullen niet alleen voor het geloof zichtbaar zijn. Laten we maar weer naar een voorbeeld kijken. Het is Sinterklaasfeest geweest. En je hebt twee chocoladeletters en een marsepeinen voetbalschoen gehad. Nu kun je kiezen. Je stopt je eigen snoepgoed weg onder je bed in je eigen doosje, en ’s middags en ’s avonds neem je telkens een stukje. Als je zuinig bent, kun je er dan vast wel drie weken over doen, veel langer dan die anderen, die meteen de volgende dag hun chocoladeletter aan moeder geven om op te delen bij de thee. Ja. Maar heb je er zo eigenlijk wel plezier aan. Eigenlijk lijk je zo meer op een hond, die zijn bot meeneemt naar zijn hok, om er zelf en alleen op te kluiven. Het is veel gezelliger om te delen, dan proef je niet alleen hoe je chocola smaakt, maar heb je er bovendien ook nog pret mee, samen. Wie is er nu rijker?
Maar ook hier zit er nog een kant aan. God heeft jou van alles gegeven ter gelegenheid van iets en met een bepaald doel. Als je je daar niets van aantrekt en het voor jezelf houdt dan kan zomaar Gods doel anders zijn dan het jouwe en Gods verhaal anders aflopen dan jouw verhaal. Kind, herinner je hoe jij het goede tijdens je leven hebt ontvangen en net zo Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en jij lijdt pijn. Ook dat zit opgesloten in Gods verhaal. Hij is onderweg en geeft ons zijn gaven voor onderweg. Gods verhaal eindigt op een nieuwe hemel en aarde. Wie dan geen vrienden gemaakt heeft met de onrechtvaardige Mammon, die wordt ook niet opgenomen in die eeuwige tenten. Wat je voor jezelf houdt raak je zeker kwijt.
Laten we daarom vooral terug gaan naar Gods verhaal, het verhaal van de bijbel. Als je het tot je door laat dringen, dan wil je echt niet stelen en dan wil je wat je zelf hebt echt niet voor jezelf houden. Integendeel, dan let je nog eens extra op die woorden die overal op staan, op al je spulletjes, op alles wat jij hebt: gegeven door God aan jou, ter gelegenheid van … En als je toch je hand voelt gaan naar wat niet van jou is, dan zie je de woorden opgloeien: gegeven door God aan die en die ander, en niet aan jou. En als je toch iets niet kunt delen, ook dan lichten de woorden op: gegeven door God aan jou, ter gelegenheid van … Ja, ter gelegenheid waarvan eigenlijk? God geeft jou jouw eigen spulletjes. Wat je meer wilt houd je minder over. Wat je voor jezelf houdt raak je zeker kwijt. Amen.
gehouden in: Loenen-Abcoude, 16 februari 2003
Eindhoven en Eindhoven-Best, 2 maart 2003
Driebergen-Rijsenburg, 6 april 2003
Mijdrecht, 19 februari 2006