Preek over Handelingen 2:5-13
orde morgendienst
welkom
zingen: Opwekking 228
zingen: E&R 439
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 107,1.3
gebed
Schriftlezing Handelingen 2:1-13
preek over Handelingen 2:5-13
zingen: Psalm 87,1.2.5
avondmaalsviering
intro
geloofsbelijdenis
gebed
zingen: Opwekking 369
viering in kring
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 383
zegen
De ballingschap is voorbij. Dat staat boven deze dienst en boven deze preek. En ik neem aan dat er hier nogal wat mensen zijn die zich afvragen waar dat op slaat. Dus dat ga ik eerst maar eens vertellen. Aan het eind van dat verhaal kom ik bij deze prachtige bos bloemen uit. Mocht je dat hele verhaal over die ballingschap en zo maar saai vinden, kijk dan eens extra naar die bloemen hier en vraag je af: welke bloem vind ik het mooist? welke bloem zou wel ‘mijn’ bloem mogen zijn, teken voor mij. Dan gaan we straks, na de preek deze bos bloemen nadoen met elkaar in het avondmaal.
Een aantal jaren was er een man rondgetrokken door Israël, een bijzondere man, Jezus. Hij was een rondtrekkende leraar geweest, een profeet, een genezer, en veel mensen hadden gedacht dat hij ook de messias was. De messias, dat was de man die Israël eindelijk zou verlossen uit ballingschap en onderdrukking. Israël was tenslotte het volk dat de grote God, schepper van hemel en aarde, had uitgekozen als zijn volk. Niemand is zo groot en machtig als hij. En bovendien: deze God had van zichzelf gezegd: ik ben een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, die duizenden geslachten zijn liefde bewijst, die schuld, misdaad en zonde vergeeft, maar niet alles ongestraft laat en voor de schuld van de ouders de kinderen en kleinkinderen laat boeten, en ook het derde geslacht en het vierde.
Het volk Israël hàd schuld opgebouwd door misdaden en zonden. Terecht dat God dat niet ongestraft had gelaten: het volk was in ballingschap weggevoerd en verspreid over heel de oude wereld. Maar dat was rond 586 vóór Christus geweest, dus dat derde en vierde geslacht was intussen al lang geweest. Inderdaad konden er na zeventig jaar (drie, vier geslachten) Israëlieten terug naar Israël, terug naar Jeruzalem. Maar het grootste deel van het volk was nog steeds verspreid over de wereld. En wat nog belangrijker was: ze waren nog steeds geen zelfstandig volk. Andere volken waren de baas over hen, intussen de Romeinen. Het voelde als dat Israël nog steeds in ballingschap was. En met de jaren groeide de overtuiging dat dit niet lang meer zo kon blijven. God had terecht gestraft, dus het werd meer en meer tijd dat Israël zou merken dat God liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, de God die liefde bewijst en schuld, misdaad en zonde vergeeft. Het kon niet anders of deze God zou nu snel als koning gaan optreden, zijn volk bevrijden en het weer verzamelen uit alle streken.
Toen was Jezus gekomen. Zijn boodschap paste hierbij: het koninkrijk van God is nabij gekomen, zei hij. Het moment is vlakbij dat God als koning gaat optreden. En wat hij deed paste daar ook bij: gebondenen werden bevrijd, zieken werden genezen, zonden werden vergeven. Geen wonder dat mensen dachten dat hij de messias was. Maar toen was het allemaal plotseling afgelopen. Hij was als koning Jeruzalem binnengehaald, maar een dag of wat later gevangen genomen door de Joodse leiders en opgehangen door de Romeinen. Kennelijk was het toch een illusie geweest, net als bij die andere pseudo-messiassen die in die jaren opgetreden waren. En het was weer stil geworden na die vrijdag voor pesach. Van Jezus was niets meer vernomen en van zijn leerlingen ook niet.
Tot het moment waarover we net gelezen hebben. Het was Pinksteren geworden, het wekenfeest. Veel mensen waren weer naar Jeruzalem gekomen. En plotseling was er ergens in de stad het geluid van een geweldige storm. De mensen waren er op af gegaan: wat gebeurt dáár? En daar waren plotseling die leerlingen van Jezus weer, maar nu met een soort van vuurvlammen op hun hoofd, en ze spraken in allerlei vreemde talen over God en wat hij wel niet gedaan had. Al snel bleek dat er mensen waren die ze konden verstaan: het waren hun moedertalen, de talen van het land waar ze eens waren opgegroeid, ver weg van Jeruzalem in de verstrooiing van de ballingschap. Je kunt het je zo voorstellen hier in Amsterdam, met al die 179 of meer nationaliteiten. Massa mensen, en de een roept: ik versta die, en de ander: ik versta die. Waar kom jij vandaan dan? Nou ik uit Partië, ik uit Medië, ik ben in Elam geboren, en jij? Ik in Mesopotamië, en zo voort, al die volken langs die net genoemd werden. Totale verwarring. Wat gebéurt hier? En natuurlijk ontbreken ook de spotters niet. Hier zouden ook de nodige Amsterdammers het bezopen vinden.
Vervolgens gaat één van Jezus’ leerlingen het uitleggen: Petrus. Heel kort gezegd komt het neer op: nou, die Jezus is wèl de messias. Jullie hebben hem gedood, maar God heeft hem opgewekt en koning gemaakt over de hele wereld, en nu heeft hij de heilige Geest, die ons beloofd is op ons doen neerdalen. Dat is wat je ziet en hoort. Die Geest is beloofd, zegt Petrus. Onder meer in een prachtig stuk van de profeet Ezechiël. Hij zag Israël als een dal met niet meer dan uitgedroogde mensenbotten, zo dood als maar mogelijk. Maar hij moest profeteren: Dorre botten, luister naar de woorden van de Heer! Ik ga jullie tot leven wekken. En hij moest profeteren: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, dat ze weer gaan leven. En het gebeurde. En dat betekende voor Israël: ‘Dit zegt God, de HEER: Mijn volk, ik zal jullie graven openen, ik laat jullie uit je graven komen en ik zal jullie naar het land van Israël terugbrengen. Jullie zijn mijn volk, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben als ik je graven open en jullie uit je graven laat komen. Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben. Wat ik gezegd heb, zal ik doen – zo spreekt de HEER.’ Gods uitgeleefde volk herrijst.
Dat is wat hier begint te gebeuren. Jezus, de grote Koning uit Davids huis, stuurt zijn Geest om zijn volk uit alle streken te verzamelen om zichzelf heen. Luister maar: hij roept je in je eigen moedertaal, de taal van het land waarheen je bent weggevoerd. Laten we nog maar even kijken naar het kaartje dat ik vorig jaar ook het laten zien met Pinksteren. Je ziet al die volken die in Handelingen genoemd worden als een grote ring rond Jeruzalem liggen, de ring van de verstrooiing, van de ballingschap. En nu is daar de Geest van God zelf, de wind uit alle windstreken, en hij gaat ze roepen, allemaal: kom, kom bij Jezus, laat je dopen in zijn naam, en je zonden zullen vergeven worden en je zult ook deel krijgen aan deze Geest. En nog veel meer mensen, die ver weg zijn, zal God de Heer er zo bij roepen. Zie je: de ballingschap is voorbij. De tijd is begonnen dat Gods volk uit alle windstreken bij elkaar gebracht gaat worden onder zijn eigen Koning, Jezus.
En verderop in Handelingen blijkt dan dat het daarbij niet alleen maar gaat om Israëlieten, leden van Gods oude volk. Het blijkt dat de zegen van Abraham voor alle mensen is bedoeld. De Geest spreekt alle talen en roept iedereen om bij Jezus te komen, hem als Koning te erkennen en zo bij zijn volk te gaan horen. Wat hier begint is dat Jezus door zijn Geest een enorme hoeveelheid veelkleurige mensen-bloemen bij elkaar haalt en tot één boeket maakt in Jezus. Dat is nu al tweeduizend jaar aan de gang. Jezus’ leerlingen hier begonnen met mensen terugroepen uit de ballingschap van het volk Israël: kom bij Jezus, hij geeft je eeuwig leven, laat je dopen in hem en je krijgt deze Geest ook; en die Geest maakt jou ook een spreker, een roeper, hij schakelt je in om weer andere mensen te roepen. Van mond op mond, van hand tot hand is het doorgegaan, tot op vandaag, en zo zijn wij hier ook bij elkaar gekomen. De Geest spreekt ook Nederlands en laat jou in het Nederlands mensen om jou heen uitnodigen: kom ook. Gods uitgeleefde mensheid herrijst, rond Jezus zijn Zoon.
Kijk nog maar eens extra naar die bloemen hier. Welke vond jij ook al weer de mooiste? Goed, dan staat die voor jou. En zie je hoe mooi al die verschillende bloemen één boeket vormen? Zo wil Jezus, zo wil zijn Geest ons één gemeente maken: allemaal verschillende mensen, samen één veelkleurige familie. Iedereen is anders, iedereen spreekt een eigen taal, en iedereen wordt daarmee ingeschakeld ook.
Je kunt die eigen taal echt op een taal betrekken. Hanna daar spreekt Ethiopisch. Als ik een Ethiopiër ontmoet kan ik hem niet verstaan en hem in het Nederlands niet over Jezus vertellen, Hanna wel. Dat is ook de bedoeling en dus is Hanna belangrijk. Bashiru spreekt Ghanees. Voor hem geldt hetzelfde. Hij is dus belangrijk. Elly spreek Hanonoö, en dat is heel belangrijk geweest voor de mensen in de Filippijnen. Wij spreken Nederlands. En laten nu de meeste mensen om ons heen ook Nederlands spreken. Dus ben jij ook belangrijk. Laat je dopen, ontvang deze Geest ook, en spreek, geef door: kom ook.
Maar je kunt ook denken aan de verschillende talen van de liefde of aan andere gevoeligheden die jij nu net hebt. Er is altijd iemand in de gemeente die precies jouw taal spreekt, de taal van jouw hart. En er zijn allerlei mensen rond de gemeente die ook jouw taal spreken, de taal van jouw hart. Spreek ze aan, nodig ze uit. Dat is wat Jezus’ Geest in jou wil bereiken. Gods mensen-boeket in Jezus moet nog veel groter worden, nog veelkleuriger, nog indrukwekkender. Kom ook, neem je plaats in in Jezus’ volk door op hem te vertrouwen. Zeg het met woorden, met argumenten, met je hart, met bloemen, met daden, met een kaartje, met even aandacht geven, met een arm om de schouder, met wat bij jou past. Jij bent belangrijk, je bent zelf een eigen bloem in Gods boeket, zoek er andere bij.
De ballingschap is voorbij. De tijd dat Gods volk als allemaal losse bloemen over de wereld verspreid ligt dood te gaan is voorbij. De tijd dat Gods mensen overal en nergens liggen dood te gaan is voorbij. Het is nu de tijd dat Gods wind over de aarde gaat en de Geest mensen in Jezus’ boeket een plek geeft. En het extra wonder is dat bloemen in Jezus’ boeket niet dood gaan, maar voor eeuwig leven en bloeien. De mens is als gras, als een veldbloem, die even bloeit en dan weg is. Maar wie zich laat opnemen in Jezus’ boeket merkt dat Gods evangelie eeuwig blijft en leven geeft. Laat je dat dan ook geven en ontvang de belofte van Gods Geest: hij schakelt je er helemaal bij in ook anderen te roepen en met elkaar één boeket te vormen.
En neem dat nu vanmorgen alsjeblieft eens niet als een opdracht die jij nodig moet uitvoeren, maar als een gave. Als Jezus echt de messias is en als hij nu door zijn Geest mensen verzamelt tot één groot boeket, als de ballingschap echt voorbij is, dan is dat goed nieuws. Keer je om, draai je om, richt je op uit alles wat je in jezelf besloten houdt, het blijft niet wat het is, Gods volk wordt bij elkaar gebracht voor eeuwig leven. Alles om je heen gaat dood, alles eindigt en alles vervalt, en jij bent in Jezus’ naam uit de vuilnisbak van het leven gevist door iemand naast je. In zo’n boeket geplaatst om mooi te zijn en voor altijd te bloeien als de mens die je bent. Wie in Jezus gedoopt is of in Jezus gedoopt wordt krijgt zijn Geest dan als beloofde gave en niet als een nieuwe taak. Laat hem je geven, hem je verbinden aan Jezus en aan de mensen naast je.
Het gaat met het evangelie van Jezus als met het avondmaal zometeen. Jij krijgt Jezus als brood uit handen van degene naast je in de kring. En jij geeft het weer door als brood aan degene aan de andere kant naast je. Ingewikkelder en zwaarder wordt het niet. Samen worden we er één lichaam van, één boeket. En we heffen de beker op het nieuwe leven dat begonnen is: de ballingschap is voorbij, het gaat allemaal alleen maar beter worden. Dat krijg je. Dat krijg je allemaal inclusief de zin om het door te geven. Denk er nog maar eens extra aan vanmorgen. Dat brood is niet maar brood. Het staat voor Jezus zelf, de Koning die ons verzamelt uit de ballingschap. Eet ervan en je wordt zelf lichaam van Christus, Jezus zelf, tastbaar en aan te raken voor de mensen naast je, zelf een gave van hem aan de ander aan elkaar.
Als je dat voor jezelf concreet wilt maken heb je vanmorgen een extra kans. Denk eens even aan iemand die je kent en die je ook graag een plek zou geven in het grote boeket van de kerk. Oké. Je mág zometeen best twee stukjes brood pakken. Brood: Jezus, de koning die eeuwig leeft en mensen het leven geeft. Eet er een op en geef het ander aan die ander. Als je dat te gek vindt, prima. Je mag zo na de dienst ook die ene bloem hier uit het boeket pakken die jij zo mooi vindt. En hem doorgeven aan die ander. Een klein geschenk. Het is Pinksteren tenslotte, het feest van de Geest. Hij is bezig een heel groot boeket te maken, nog veel mooier dan dit. Dus deel dit rustig uit. Wie weet… Als Gods wind waait kunnen uitgedroogde botten weer leven. Dat is zeker, kijk maar naar Jezus. Laten we bidden.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 12 juni 2011