Preek over Lucas 22:14-38
orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 143,1.2.4.8.9
gebed
Schriftlezing Matteüs 11:28-30 en 12:15b-21
zingen: NGK 156
Schriftlezing Micha 7:18-20
zingen: Psalm 103,3-5
Schriftlezing Lucas 22:14-38
zingen: Liedboek 328
preek over Lucas 22:14-38
zingen: NGK 125,1-3
gebed
zingen: NGK 64
zegen
Daar zitten we dan, allemaal met onze eigen gedachten, onze eigen emoties, onze eigen vragen, onze eigen herinneringen. Sommigen vol verdriet. Wat doet het pijn als het niet goed is in de kerk, als verwijten en ruzie een open schaafwond worden die we bij iedere beweging voelen, als er verhalen rondgaan, als we mensen missen. Sommigen vol vragen: moest dit zo, wat is er eigenlijk aan de hand, kunnen we er iets aan doen? Sommigen misschien ook wel met vervreemding: leefden we niet toe naar een heel andere dienst? Ja, maar nu zijn al die emoties en vragen er. Nu liggen er dingen op tafel. We kunnen er niet omheen en willen er ook niet omheen. We willen ermee naar de Here Jezus. Naar wie anders zouden we gaan? Hij heeft woorden van eeuwig leven. Als Hij het niet is die ons aan elkaar verbindt, wie zal ons dan bij elkaar houden? En wie anders dan Hij kan ons op de goede manier bij elkaar houden?
Maar wat voelen we ons klein als we bewust Hem onder ogen komen. Hij geeft zijn lichaam voor ons, zijn bloed geeft ons een nieuwe verhouding met God, Hij staat ook in ons midden als een die dient en die het ons aan niets tekort laat komen. Maar wij lijken zo vaak meer op de leerlingen hier dan op onze Heer. Wat zijn we Hem snel vergeten voor onze eigen gedachten. Wat zijn we zelf belangrijk en wat vinden we het moeilijk om de minste te zijn. En wat weten we veel over dit en dat en deze en gene, maar wat begrijpen we de Here Jezus slecht. Als we onder zijn ogen weer heel klein geworden zijn, zien we dat – hoe groter wij worden, het des te minder de Here Jezus kan zijn die ons bij elkaar houdt. Hoe meer eigen gedachten over onszelf en over elkaar ons vullen, des te minder kan Hij in ons alles in allen zijn.
Zo ging het toch met de leerlingen ook, hier? We lezen zo’n gedeelte uit Lucas achteraf en we weten dat dit zo ongeveer het laatste moment was dat de Here Jezus met zijn leerlingen bij elkaar was. Straks is Hij echt helemaal alleen en hebben ze Hem allemaal in de steek gelaten of zelfs verraden en verloochend. En dat verbaast niet. Zo gaat het als mensen groot worden. Dan hebben ze een groot eigen belang. Het zal de leerlingen zelf ook niet verbaasd hebben toen ze na Pasen en Pinksteren deze gebeurtenissen doorvertelden. Wat zullen ze zich geschaamd hebben over hun onenigheid en belangrijkheid en hun totale onbegrip van waar het Jezus om ging en wat Hij ging doen. Hij ging dienen en geven, ja alles geven tot het laatste toe. Hij werd zo onnoemelijk klein aan het kruis. Onnavolgbaar voor iedereen die zichzelf nog een beetje groot wil houden. Ze hebben het achteraf gezien: de kerk kan alleen rond deze Heer bij elkaar blijven als wij net zo goed onnoemelijk klein worden en onze Heer de enige is die groot voor ons is.
Achteraf is pas echt tot ze doorgedrongen hoe Jezus zichzelf wijdde tot de dood toen Hij die eerste beker aanreikte: geef hem aan elkaar door. Jullie horen bij elkaar want ik geef mijn leven voor jullie. Dat is nodig dus. Wij zijn niet groot, wij redden het niet zelf wel, niet in ons leven en niet in de kerk. Het feest van het koninkrijk van God ga je binnen door de dood heen. Zo klein moet je worden, verdwijnend klein, dan is er leven door de dood heen. En ja, Hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het en deelde het uit. Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken. Zo klein, alleen wie zich laat voeren als een kind, wie zich alles laat geven, die kan deze Heer volgen die zich weggeeft aan ons als een stukje brood. Alleen in zijn bloed is er een nieuwe verhouding met God, leven en reden tot blijdschap. Niet door iets van ons, in ons, door ons. Onder Jezus’ ogen komen we als kleine mensen bij elkaar te zitten: jullie horen bij elkaar, want Ik geef mijn leven voor jullie.
Er is geen ander geheim van de kerk dan dit geheim van onze Heer: jullie horen bij elkaar, want Ik geef mijn leven voor jullie. Een geheim dus voor heel kleine mensen. Vóór we dat geheim weer samen vieren moeten we zo ook weer bewust worden: heel kleine mensen. En we zijn het niet als we ideeën hebben over elkaar en verhalen vertellen over elkaar en gedachten denken als jij zal zo wel denken want je bent bevriend met die of familie van een ander of natuurlijk vind jij er dit of dat van, want jouw man zit in de kerkenraad. We zijn het niet als wij denken te weten hoe het allemaal moet in de kerk. We zijn het niet als we de dienstknecht van een ander beoordelen en als het nog niet in onze ziel bezonken is: Jezus gaf zijn leven ook voor hem, voor haar, aan wie ik denk of over wie ik het heb. In de kerk moet je het werkelijk kunnen menen als je aan het avondmaal het brood en de beker doorgeeft aan elkaar: ook voor jou. Wij horen bij elkaar, want Hij gaf zijn leven voor ons. Op zo’n moment horen we werkelijk allemaal klein te zijn. Als brood en beker rondgaan is er niemand die staat of die hoger zit dan anderen. Er is echt niemand de belangrijkste of belangrijker dan anderen. Geef maar door, dien elkaar, bedien elkaar. Er is maar één geheim van de kerk en maar één Heer in de kerk, en Hij is in ons midden als een die dient.
Dat is onze enige troost en ons enige houvast, dat Hij in ons midden is als dienaar. Dat Hij zijn leven voor ons gegeven heeft. Als wij ons diep schamen over onszelf en ons heel klein maken, loopt Hij niet van ons weg en zegt Hij niet: met jou wil ik nooit meer iets te maken hebben. Hij roept ons juist des te meer: daarom heb Ik mijn leven voor jou gegeven. Als wij ons herinneren wat we hebben gedacht en gezegd en gedaan, weet Hij er alles van. Hij had het ons van te voren kunnen zeggen, net als aan Petrus. En toch is het bij Hem niet einde verhaal. Als wij ons op onze manier geschud en gezeefd voelen, in verwarring of ongerust, Hij dient ons door voor ons te bidden en is er om ons houvast te geven. Net naar mate wij kleiner worden, wordt Hij groter. Zijn dienen reikt altijd verder dan onze ondienst en zijn liefde altijd verder dan onze haat. Kijk Hem hier maar staan in Lucas, eenzaam tussen zijn leerlingen. En toch gaat Hij door, de dood voor dit soort leerlingen in, de dood voor hen door, de dood voor ons door. Zijn trouw reikt verder dan wat dan ook. Gemeente zijn is gemeente zijn bij Hem, telkens weer opnieuw je alles laten geven door Hem, met lege handen komen en ze laten vullen, je leven buiten jezelf vinden. Alles in allen wil Hij voor ons zijn.
Zo krijg je in de kerk uit Jezus’ handen jezelf en elkaar terug. En alleen zo kunnen we werkelijk moed putten. Alleen als we het zo willen is er toekomst voor ons als gemeente van Christus hier. Hij is er en Hij dient mij en jou. We mogen het allemaal bedenken: wat is het nodig dat Hij zijn leven voor mij geeft. Verdwijnend klein word je er zelf van. En Hij is er en Hij dient ook die ander, alle anderen. Maar als je alleen al denkt: ja, wat is het ook nodig dat Hij zijn leven voor hen geeft, ben je vergeten hoe klein je zelf bent en gaat het mis. Jezus alleen is je troost en je houvast. Wij horen bij elkaar omdat Hij zijn leven voor ons gegeven heeft. Nog nooit heeft dat betekend dat we het vervolgens allemaal eens moeten zijn. Nog nooit heeft dat betekend dat we allemaal hetzelfde moeten worden. Maar altijd heeft dat betekend dat we allemaal even klein zijn in de kerk. Altijd heeft dat betekend dat we met elkaar verder zullen moeten komen. Zo gaan we de komende week ook raad zoeken bij anderen, bij raadgevers uit het kerkverband, als kleine mensen die samen een weg zoeken, en die onze eigen gaven willen gebruiken om elkaar te dienen. Alleen elkaar dienend leven we in de Geest van Jezus, omdat Hij in ons midden is als een die dient.
Daarom gaan we nu Hem samen ook erbij roepen. Eerst door te zingen, dan door te bidden. Wij zijn klein en staan met lege handen. Hij is groot en is de enige die onze handen kan vullen. Wij zitten naast elkaar in de kerk. Niemand van ons is belangrijker. Ergens jammer op zo’n moment dat we geen knielbanken hebben. Dan konden we elkaar tenminste ook klein zien worden voor Hem. Nu mogen we het samen bedenken. We bidden tot onze Heer. Hij is groot. Wij buigen ons hoofd en zijn samen klein. Laten we bidden dat we samen klein mogen blijven, door Hem. En hoe groter Hij is en hoe kleiner wij zijn, des te meer is Hij het die ons aan elkaar verbindt. Dan zullen we zeker ook ontdekken dat Hij alles in allen voor ons is. Amen.
gehouden in: Loenen-Abcoude, 13 november 2005