Genade als goed nieuws

Preek over Lucas 18:9-14

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 65,1.2.3
schuldbelijdenis
zingen: Psalm 51,3.4.5
genadeverkondiging
zingen: Psalm 52,5.6
gebed
Schriftlezing Lucas 18:9-30
zingen: Liedboek 50,1.2.3
tekst Lucas 18:9-14
gebed
preek
zingen: Liedboek 87
gebod met Kolossenzen 3:1-17
zingen: Liedboek 192,1.2.5.6
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 301
zegen

Schuldbelijdenis en genade, daar moest het vanmorgen over gaan. En we waren het er een paar weken geleden snel over eens: wat schuld is, wat de schuld is die je te belijden hebt, ontdek je eigenlijk pas echt als Jezus’ genade tot je doordringt. Misschien moet ik dat nog wel preciezer zeggen ook: wat de schuld is die ik te belijden hàd ontdek ik pas echt als Jezus’ genade tot me doorgedrongen ís. Jezus heeft vaak iets van die dokter die na de operatie naast je bed komt zitten: zo joh, het was een hele klus, maar het is gelukt. Had je misschien niet gedacht dat ik naast je hart ook je lever en je nieren moest vervangen en je ingewanden van begin tot eind renoveren, maar het was toch nodig, en je merkt het, je voelt je al een stuk beter. Soms zijn er in de evangeliën gedeelten die al van tevoren laten merken wat genade is en hoe ingrijpend de operatie die Jezus als de dokter van ons leven uitvoert. Wat we net lazen is er een goed voorbeeld van. Hoe meer er van tot je doordringt, des te meer merk je hoe Jezus’ genade echt je leven binnenste buiten keert.

En Jezus doet het expres ook. Hij zet in de tempel één van zijn meest gerespecteerde volksgenoten en één van de meest verachte naast elkaar: een Farizeeër en een tollenaar. Farizeeërs hebben bij ons wel een slechte naam gekregen, maar die hadden ze toen niet. Ze deden goed, waren eerlijk en wilden dat iedereen echt volgens de wetten van Mozes zou leven. Het waren voorbeeldige Joden. Heel anders dan zo’n tollenaar, een belasting-inner in dienst van de bezetter, die er bovendien meestal de nodige maffia-praktijken op na hield. Aan maar weinig mensen ergerden Joden zich meer dan aan dit soort afpersers en verraders. Toch ging deze man naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, en die Farizeeër niet. Dan gaat heel de samenleving op zijn kop bij deze vreemde Heer, Jezus. Wat gebeurt hier?

Nou ja, die Farizeeër was een Farizeeër. Hij was een respectabel man, richtte zich op goede daden en serieus God dienen. Maak hem niet meteen een huichelaar, want dat doet Jezus hier ook niet. Neem hem maar als iemand die wel wat heeft van die hooggeplaatste persoon verderop: hij richtte zich op wat hij kon doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven. En hij wist, wat Jezus tegen die ander zegt: U kent de geboden. Daar richtte hij zich dus op. Niet als iets dat hem opgedrongen werd, maar als iets goeds. Ga er nu eens van uit dat de beste man oprecht blij was dat hij niet was als de andere mensen. Of kent u dat gevoel niet, bij het kijken naar het journaal of het lezen van de krant: blij dat ik niet zo ben? Deze man is een goed mens en is daar blij mee en rekent er op dat God daar ook blij mee zal zijn. Hij doet zijn goede daden toch voor God, of niet dan?

Maar ja, juist dat valt tegen. Niet hij gaat naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God. Niet hij heeft de goede houding, de goede opstelling. Dat gaat dus niet over huichelarij. Dat speelt hier helemaal niet. En omdat Jezus elders Farizeeën huichelaars noemt mag je nog niet denken dat alle Farizeeën huichelaars waren. En dat gaat dus ook maar niet over hoogmoed, trots of arrogantie. Dat zijn dingen die je je maar inbeeldt. Hier gaat het over goed zijn en goed doen. Deze man constateert dat hij het goed doet, beter dan anderen. Maar dat is juist voor God niet goed. Weer net als verderop, met die hooggeplaatste persoon: het houden van al die geboden was voor Jezus, voor God niet goed genoeg. Het gaat om iets heel anders.

Voor God rechtop staan en zeggen: Heer, dit en dat heb ik voor U gedaan, dank U dat ik dat mocht doen en dat U mij geeft een goed mens te zijn, dat is dus niet goed. Dat is niet wat God goed vindt. Maar dat is wel vreemd. Want die Farizeeër is wel goed geweest. Zodra je door je vooroordelen over Farizeeën en zo heenkijkt en je voorstelt dat je deze man had gekend en had gezien wat hij deed en hoe hij leefde, word je vanzelf een beetje verontwaardigd. Net als we vanzelf vragen boven krijgen als we om ons heen kijken en mensen, niet-christenen, zien die we respecteren als goede mensen, en dan denken: maar waarom zou God hen niet aanvaarden en die typo’s van christenen wel?

Bij die tollenaar is het intussen net zo goed vreemd. Hij weet dat hij er een bende van gemaakt heeft en dat er geen goedmaken aan is. Hij staat niet rechtop, maar kijkt naar zijn schoenen en zegt: ik ben nergens goed voor. Nee, dat is iedereen bij voorbaat met hem eens. Maar hij gaat naar huis als iemand die rechtvaardig is voor God. Wat is dat voor onzin? Sinds wanneer zijn misdadigers rechtvaardig, en dan nog wel voor God?

Houd dat vreemde vooral vast. Want hier gaat in één keer heel de manier waarop mensen vanzelf in het leven staan op de schop. Ieder gevoel dat wij het ten diepste wel aardig doen, iedere gedachte dat als de anderen net zo aardig en wijs en fantastisch als wij waren de wereld een betere plek zou zijn om te leven, wordt hier onderuit gehaald. Vergeet dat met die Farizeeër. Wie er hier goed van af komt is dat afschuwelijke figuur van een tollenaar, die zich rond laat rijden in een dikke limousine met dure whisky en nog duurdere call girls op de achterbank, omdat hij in feite zegt: ik ben dood. En dat is waar.

Wat zo moeilijk voor ons te accepteren is, is dat Jezus kwam om doden op te wekken. Niet om onderwijs of advies te geven aan onderwijs-bare mensen of om te verbeteren wat verbeterbaar is, om te hervormen wat hervormd kan worden. Dat werkt allemaal niet. Het gaat er niet om tenslotte toch goede mensen te leren hoe ze beter kunnen worden. Ze moeten opgewekt worden. Allemaal even dood. De Farizeeër misschien een dode uit de bovenklasse en die tollenaar een dode uit de goot, dat maakt het verschil niet. Genade betekent dat wij helemaal niets in te brengen hebben. Het evangelie is goed nieuws, geen goed advies.

Iemand heeft deze gelijkenis eens heel anders verteld en dat heeft een leuk effect van dingen duidelijk maken. Stel nu eens God zit in de tempel aan een grote gouden tafel in een gouden stoel en daar komen die twee figuren hier binnen, die Farizeeër en die tollenaar. God is uiteraard erg druk. Hij regelt de loop van de sterren, leidt de nodige regeringsleiders, generaals en directeuren, laat zwervers een slaapplek vinden, laat mijn haar groeien, en zo nog wat. Komt die Farizeeër binnen, trekt een pak speelkaarten uit zijn zak, schudt ze drie keer en houdt God een waaier kaarten voor: pak er een, ik wil kaart met U spelen. God duwt de waaier weer in elkaar en zegt: speel niet met me. Nee, nee, zegt de Farizeeër, het zit me mee de laatste tijd, laten we pokeren. Hij geeft God een koning en een aas, maar God duwt de kaarten weg en zegt: kijk, ik wil je geld niet; je kunt met mij niet spelen, en trouwens, hoe goed je kaarten ook zijn, je kunt toch niet van me winnen. Dus waarom doe je niet net als die figuur daar verderop die naar zijn schoenen staat te kijken. Neem samen een gratis drankje en wees blij dat je hier gratis terecht kunt en hou op met die onzin van proberen me iets te verkopen, iets van me te winnen of iets aan me te bewijzen. Ik weet best dat je niet oké bent. Daarom zal ik je uit de dood opwekken.

Goed, dat valt te volgen, nietwaar? Maar hebben we het nu? Echt? Ik vraag het me af. Laten we eens proberen. Die tollenaar, die zei: God, wees mij, zondaar genadig, die ging gerechtvaardigd naar huis. Prima. Stel nu eens, een week later, hetzelfde verhaal. Komt die tollenaar weer, zelfde limousine, zelfde meisjes achterin, zelfde dure whisky. Hij gaat de tempel in en volgt dezelfde procedure: kijkt naar zijn voeten en zegt: God, wees genadig, ik ben nergens goed voor, zo dood als een pier. Wat zal God tegen hem zeggen? Nou ja, gegeven de manier waarop Jezus de gelijkenis vertelt, precies hetzelfde. Tenminste, God had die week daarvoor niet iets tegen die tollenaar gezegd als: prima, maar doe het niet weer. Hij zei eerder iets als: ik heb jou opgewekt uit jouw dood. Vertrouw je daarop? Ga dan in vrede.

Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik begin hier vanzelf even flink bij te protesteren. Dat kan niet, toch? Kan dat figuur van een tollenaar zomaar wegkomen met afpersing, diefstal en nog wat? En dan niet boete doen, zich bekeren en heel anders gaan leven? Wat gebeurt hier?

Goed dan, doen we het anders. Weer een week later, zelfde verhaal. Deze keer komt die tollenaar niet meer in een limousine. Hij heeft een Toyota gekocht, natuurlijk, heeft nog maar één meisje achterin en drinkt goedkope whisky. Het verschil geeft hij aan De Verre Naasten. Beter?

Ja, maar waarom zou God luisteren naar de lijst van verbeteringen in zijn dode leven, terwijl Hij niet wilde luisteren naar de lijst van echte goede daden van die Farizeeër? Waarom zou God blij zijn met een lijst van verbeteringen in het leven van een misdadiger en niet tevreden zijn met de respectabele deugden van de goede burger Farizeeër? Waarom willen wij zo graag dat die tollenaar een week of wat later terugkomt met de redevoering van die Farizeeër in zijn zak? Hebben we dan werkelijk wel iets begrepen van wat genade is?

Ik heb de indruk dat we uit onszelf nog steeds graag kaart spelen met God. En als dat geen poker kan zijn en als we toch niet om geld mogen spelen, laten we dan maar klaverjassen of pesten of een of ander ander spelletje doen. We weten dat we bij God niets verdienen en dat goed zijn het met Hem niet goed maakt. Natuurlijk. Maar verbetering moet er toch zijn. Ja, ja, maar de gein (Joods voor genade) bij God is dat je niets te verdienen hebt, alleen te geloven. Je bent dood, probeer niet stuip te trekken, maar laat je opwekken. Jezus kwam niet om je een beter mens te maken, maar om je op te wekken uit de dood. En Hij maakt geen onderscheid tussen slechte, goede, betere en beste mensen. Wat je ook bereikt hebt, wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan. God, wees mij zondaar genadig is alles.

Goed, wat voor schuld hebben wij dan te belijden als dit genade is? Wat hebben wij op te biechten als de operatie van deze dokter betekent dat Hij ons opwekt uit de dood? In ieder geval niet die lange lijsten van dit fout gedaan en dat vergeten, een grote mond hier gehad en iets gejat daar. Dat zijn nu juist de dingen die Jezus niet meerekent, laten we zeggen het zijn niet meer dan de vermoeidheidsverschijnselen die bij een hartkwaal horen. Ze gaan vanzelf over als er iets aan je hart gedaan is. Maar ik wil zo vaak zo ver niet gaan, en iets van mezelf overeind houden. En ik wil zo vaak toch weer zelf iets toevoegen, iets goed maken, iets bijdragen. Wat kan ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven? dat is ook zo vaak mijn vraag, al is het maar in de variant van: wat kan ik doen om deel te houden aan dat eeuwige leven? En toch denk ik dan dat de nieuwe werkelijkheid bewoond zal worden door goede mensen en de hel vol zal zijn van zondaars. Maar ja, zo eenvoudig, zo menselijk is het niet. God is echt God en Jezus is een vreemde Heer. Zijn koninkrijk is voor zondaars, net zo dood als ieder ander, die toch zijn opgewekt. Gelukkig maar. Mag ik er ook bij zijn. Amen.

met dank aan Robert Farrar Capon

gehouden in: Loenen-Abcoude, 12 februari 2006
Amsterdam-ZW, 26 februari 2006
Mijdrecht, 23 april 2006
Amsterdam-C, 23 april 2006
Leidsche Rijn, 7 mei 2006
Oegstgeest, 3 juni 2006
Almere-O/W, 3 februari 2008
Zeist, 10 februari 2008

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *