Bij de Tijd, jaargang 6 (1997-1998) 4 (december 1997)
Over een paar weken is het weer zover: de dwaze dagen van de kerken. Overal in het land hebben ze plotseling, op 24 december, een extra koopavond. En ook de volgende dag is extra personeel nodig, tenminste – bij kerken die metterdaad als kerk bekend zijn in hun omgeving. Het is ieder jaar een wonderlijk gebeuren. De trouwe klanten van de kerk, die er elke week komen, blijven in een zekere verwarring achter: wat willen die mensen, die je anders nooit in een kerk ziet? Willen ze iets van God? Willen ze iets van ons?
Er zijn kerkgangers die met de verwarring snel klaar zijn: dit kan nooit echt zijn. Wie maar eens per jaar naar de kerk komt, die wil alleen maar een slecht geweten sussen, even horen dat we toch lief moeten zijn voor elkaar, om vervolgens op de oude voet verder te kunnen gaan. Kerken horen aan dat soort inconsequent gedrag niet toe te geven. Daarom zijn ze tegen bijeenkomsten op kerstavond, en verder ook tegen van alles. Iedere week, ’s zondags, naar de kerk gaan om op te laden en er weer een week tegen te kunnen, dat moet. Maar ieder jaar, met Kerst, naar de kerk gaan om op te laden en er weer een jaar tegen te kunnen, dat mag natuurlijk niet.
Toch blijft het een wonderlijk gebeuren: waarom komen die mensen, al is het maar één keer per jaar? Als je ze eens vraagt: ‘Wat zoek je nu in de kerk?’ krijg je allerlei antwoorden, maar het wordt wel wat duidelijker: ze zoeken zorg, ze zoeken geborgenheid, ze zoeken rust, ze zoeken eerlijkheid, ze zoeken liefde. Nee, ze zoeken geen bekering, geen nieuwe regels, geen nieuwe aansporingen, geen nieuwe projecten. Regels hebben we al genoeg (daarom moeten al die arme stakkers terug naar hun land van herkomst). Voor aansporingen word je lid van Greenpeace of van Lekker Dier. En voor projecten hoef je alleen maar werk te hebben. De mensen zijn al moe, of ze weten dat ze het binnenkort zullen worden. Ze willen eindelijk eens aanvaard worden, zonder voorwaarden vooraf, zonder prestaties, gewoon zoals ze zijn.
Daarom komen talloze mensen met Kerst naar de kerk. Dit soort dingen willen ze van God. En het zijn geen gespeelde antwoorden of onoprechte vaagheden. Wie zijn tijd waarneemt hoort deze roep om aanvaarding, geborgenheid en zachtheid van alle kanten. Hij dwingt politici een sociaal gezicht te trekken en de zachte kant van de overheid op de voorgrond te plaatsen. Hij dwingt bedrijven om te werken aan een zorgzame ‘corporate identity’. Hij dwingt scholen om naast onderwijs op alerlei manier ook zorg te geven aan leerlingen. En er zou nog veel meer te noemen zijn.
Als mensen met diezelfde roep naar de kerk komen, zijn ze dus voor zichzelf in ieder geval eerlijk en consequent. Bovendien moeten we hun toegeven dat ze aan het goede adres komen. Zorg, geborgenheid, rust, eerlijkheid, liefde, aanvaarding, het zijn de grote kernwoorden uit Gods evangelie. En om dat evangelie draait alles in de kerk. Wat je met Kerst ziet is de waarheid van wat marktonderzoekers en communicatieadviseurs ons al langer aan het verstand proberen te brengen: de kerken hebben een product waar veel vraag naar is.
Maar, vreemd genoeg, dat is tegelijk het verwarrende. Want: waarom komen die mensen dan maar één keer per jaar? Waarom komen ze niet terug vóór het weer Kerst is?
Het zou kunnen zijn dat dat zo is omdat mensen wel aanvaarding, zorg en geborgenheid zoeken, maar geen bekering. Laten we zeggen: ze willen wel aanvaard worden, maar vrijblijvend, zonder consequenties. Ze willen consumeren, maar verder gewoon hun gang blijven gaan. Dan wordt het eens per jaar je koesteren in de gedachte dat er Iemand is die je aanvaardt en de tekorten in je leven aanzuivert. Zoals je eens per jaar je verzekeringspolissen met een adviseur doorneemt, zo kun je ook eens per jaar, zoals Kierkegaard het noemde, je grote levensverzekering bij God & Zn. bevestigen.
Het is bij voorbaat waarschijnlijk dat zoiets regelmatig een rol speelt. |4| Tenslotte komt deze houding ook binnen de kerken behoorlijk veel voor. Zondagschristendom heet dat. En ieder christen kent de verleiding daarvan.
Toch zou het te gemakkelijk zijn om alles nu maar op deze kaart te zetten. In andere levensverbanden zijn dezelfde mensen maar al te vaak wel bereid om metterdaad consequenties te trekken. Wie zich thuis voelt in het bedrijf waar hij werkt is bereid om ook eens flink over te werken. Wat mensen wel niet over hebben voor de eerste de beste club waar ze zich aan verbonden voelen, kan menige kerkenraad jaloers maken.
Het lijkt erop dat er nog iets heel anders aan de hand is. Laten we onszelf er eens bij betrekken als kerken en kerkleden. Dat ligt voor de hand. Iedere winkelier die doorgaans maar een handjevol mensen in zijn zaak krijgt, maar op grote uitverkoopdagen extra personeel moet aantrekken, vraagt zich vanzelfsprekend af waar dat aan ligt. Zijn de prijzen anders te hoog? Heeft zijn zaak te veel het stempel van exclusiviteit? Is hij zelf, of zijn personeel, wel klantvriendelijk genoeg?
Als mensen aanvaarding, rust, geborgenheid, eerlijkheid en liefde zoeken bij God, wat willen ze dan van ons? Natuurlijk precies hetzelfde. En kunnen wij dan met net zoveel overtuiging zeggen dat ze aan het goede adres zijn bij ons? Vormen wij in onze gemeente een gemeenschap waarin mensen aanvaard kunnen worden, waarin ze tot rust kunnen komen en zich geborgen kunnen weten, waarin de zaken eerlijk kunnen worden uitgesproken, over en weer, zonder angst, in liefde?
Juist met Kerst zijn dat geen vragen die we ons als christenen gemakkelijk van het lijf kunnen houden. Of we nu twintigste-eeuws over aanvaarding spreken, of zestiende-eeuws over onze Middelaar, die met zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt (H.C. zondag 14), de boodschap is dezelfde. Wanneer wij er niet in slagen om in onze gemeente een open en warme gemeenschap te vormen, is dat in alle gevallen een belediging voor onze Heer en een teken van triest kleingeloof aan de weldaad van Christus’ geboorte.
Bij Kerst hoort kerkgemeenschap. En dat moet te merken zijn, zelfs voor die mensen die alleen maar voor een kerstconsumptie in de kerk komen. Laten we ons niet verkijken op ons evangelie. Wat mensen trekt in de kerk is niet een mooie boodschap op zich. Pas als die boodschap gelééfd wordt in de concrete gemeenschap van de kerk zal die gemeente mensen aan zich kunnen binden.
Natuurlijk ligt dit voor de hand. Het evangelie heeft nu eenmaal veel weg van een cursus liefhebben-met-de-daad. Zo’n cursus kan niet schriftelijk gegeven worden, en ook niet alleen maar met woorden worden voorgehouden. Hij moet worden voor-geleefd. Bij het evangelie hoort onontwijkbaar een gemeenschap van mensen die deze blijde boodschap vorm geven in hun leven. Een kerk waar dat ontbreekt is voor niemand je ware. Ook niet voor de leden.
Maar of dit voor de hand liggende altijd zo voor onze aandacht staat? En of we het op onszelf toepassen? Vragen die de gemeenschap raken zijn nooit af te schuiven op anderen. Ze raken altijd direct onszelf: hoe dragen wij bij aan een warme en open gemeenschap, met woord en daad.
Hoe dan ook, de dwaze dagen van de kerken komen er weer aan. Mensen die je anders nooit in de kerk ziet, ze zijn er nu wel. Ze willen iets van God. En ze willen iets van ons. In beide gevallen hebben ze gelijk.