lezen: Matteüs 2:13-15, 19-23
Na aanwijzingen in een droom week hij uit naar Galilea. — Matteüs 2:22
Wanneer God als koning gaat optreden, plant hij nergens een vaandel: hier is mijn rijk, hier ben Ik, hier blijf Ik. Hij is niet van de zelfhandhaving, maar van de zelfovergave. Als ‘het kind’ laat Hij zich in Matteüs 2 al rondzeulen van Judea naar Egypte naar Galilea. Het is het begin van de permanente uitwijkmanoeuvre die Jezus’ leven tekent. Hij wijkt uit. Hij trekt zich terug. Zodra het de mensen een beetje begint te dagen wie Hij is, verbiedt Hij hun er iets van door te vertellen.
Het begin in Matteüs laat gelijk iets zien van waarom Hij dat doet. Als koning die bewust afziet van macht mijdt Hij de directe confrontatie met de macht. Hij weigert te opereren op het niveau van macht tegen macht, van hard tegen hard. ‘Niet door eigen kracht of macht zal hij slagen — zegt de Heer van de hemelse machten — maar met de hulp van mijn geest’ (Zach. 4:6).
Weg uit de hoogheid en heiligheid waar God troont, kiest Hij als koning het andere uiterste: bij hen die verslagen en onaanzienlijk zijn (Jes. 57:15), bij de vluchtelingen, de migranten die hoogstens korte tijd ergens onderdak vinden. Zelfs zijn kruis blijft niet staan als centrum van zijn rijk. Zijn graf is niet meer dan de plaats waar Hij gelegen hééft (Mat. 28:6). Hij is al weer uitgeweken, naar de onaanzienlijke naast je (Mat. 25:45).
vraag: Uitwijken is laf, toch?
zingen: Liedboek 713 (Wij moeten Gode zingen)